Samenvatting
Doel
Inventarisatie en evaluatie van frequentie, risicofactoren en prognose van het postoperatieve delier bij patiënten opgenomen met een heupfractuur op een afdeling Chirurgie.
Opzet
Beschrijvend statusonderzoek.
Methode
Alle patiënten opgenomen in 2004 met een heupfractuur op de afdeling Chirurgie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis te Den Bosch werden geïncludeerd. Op deze afdeling vinden actieve multidisciplinaire interventies plaats voor het herkennen en behandelen van een delier op niet-medicamenteuze en medicamenteuze wijze. De statussen van alle patiënten van de afdelingen Chirurgie en Geriatrie werden beoordeeld en de gegevens werden statistisch geanalyseerd met univariate en multivariate logistische ‘step forward’-regressieanalyse.
Resultaten
Er werden 114 patiënten geïncludeerd. De frequentie van het postoperatieve delier was 37. Een toenemende leeftijd was zowel in de univariate als de multivariate analyse een significante risicofactor voor het optreden van een delier, na correctie voor overschatting (p < 0,01). Diverse andere factoren, waaronder geslacht, operatietype en medische voorgeschiedenis, hadden geen invloed.
Conclusie
Delirium na een heupfractuur is niet zeldzaam; de belangrijkste risicofactor is een toenemende leeftijd.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1681-5
(Geen onderwerp)
Zwolle, augustus 2007,
Het hoge percentage patiënten met een delier dat wordt beschreven in de studie van Van Wensen et al. (2007:1681-5) benadrukt het belang van een onderzoek naar de oorzaken daarvan. Uit het artikel kan geconcludeerd worden dat patiëntkenmerken vóór opname geen voorspellende waarde hebben (hogere leeftijd uitgezonderd). Over de behandeling in het ziekenhuis wordt weinig informatie verschaft. Soort operatie en aantal opgetreden complicaties (waarbij de aard van de complicaties niet wordt vermeld, maar wel relevant kan zijn) zijn de enige 2 factoren die geanalyseerd zijn als mogelijke verklaring voor het optreden van een delier. Langere opnameduur kan zowel een gevolg als een oorzaak van een delier zijn en zou daardoor – naar mijn mening – uit de analyse moeten worden gelaten. De auteurs noemen als mogelijke tekortkoming van het onderzoek dat medicamenteuze interventies vanwege het delier buiten beschouwing zijn gelaten. Daarmee zou echter geen oorzaak van delier kunnen worden benoemd. Veel interessanter zijn medicamenteuze interventies voorafgaand aan een delier.
In het Jeroen Bosch Ziekenhuis, waar de auteurs werkzaam zijn, wordt veel aandacht besteed aan de herkenning van delier en zijn de omstandigheden voor patiënten die een delier krijgen geoptimaliseerd. De auteurs geven echter geen informatie over wijzigingen in medicatie tijdens de opnamen – in het bijzonder het starten met benzodiazepinen om het vermeende gebrek aan nachtrust van patiënten te verbeteren. Van benzodiazepinen is bekend dat ze – zeker bij ouderen – een delier kunnen veroorzaken1 en dat ziekenhuisopname een hoog risico meebrengt voor het krijgen van een nieuw recept.2 Is terughoudendheid met dergelijke medicatie ook onderdeel van het beleid op de afdeling van de auteurs of is dit een verborgen verklaringsfactor voor het optreden van delier in deze studiepopulatie?
Foy A, O’Connell D, Henry D, Kelly J, Cocking S, Halliday J. Benzodiazepine use as a cause of cognitive impairment in elderly hospital inpatients. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 1995;50:M99-106.
Grad R, Tamblyn R, Holbrook AM, Hurley J, Feightner J, Gayton D. Risk of a new benzodiazepine prescription in relation to recent hospitalization. J Am Geriatr Soc. 1999;47:184-8.
(Geen onderwerp)
’s-Hertogenbosch, augustus 2007,
Allereerst weet eenieder die ooit in een ziekenhuis heeft gelegen, dat een gestoorde nachtrust door allerlei factoren eerder regel is dan uitzondering. Een gestoorde nachtrust kan echter ook een prodroom zijn van een delier.1 Protocollair zijn de verpleegkundigen op de afdeling Chirurgie hier attent op, zodat de ‘Deliriumobservatieschaal’ wordt afgenomen om zodoende ook andere symptomen van een delier te herkennen. Voor de behandeling van een delier bestaat er een ziekenhuisbreed protocol met haloperidol als eerste keus bij de behandeling. In verband met het door collega Blanker terecht aangegeven mogelijk oorzakelijk verband tussen een benzodiazepine en een delier, worden in dit protocol nooit standaard benzodiazepinen voorgeschreven, zodat deze beperkt worden voorgeschreven op de onderzochte afdelingen. Vervolgens hebben wij de aard van onze complicaties inderdaad niet vermeld, omdat deze in onze analyse geen significante verschillen lieten zien. De langere opnameduur kan inderdaad een oorzaak, maar ook een gevolg zijn van een delier.
Tenslotte bespreekt Blanker terecht het belang van de medicamenteuze interventies zowel vóór als na een delier. De retrospectieve opzet en de populatiegrootte van ons onderzoek wreken zich hier echter. Een prospectieve studie met deze specifieke vraagstelling is daarom gewenst.
Jonghe JF de, Kalisvaart KJ, Dijkstra M, Dis H van, Vreeswijk R, Kat MG, et al. Early symptoms in the prodromal phase of delirium: a prospective cohort study in elderly patients undergoing hip surgery. Am J Geriatr Psychiatry. 2007;15:112-21.