Richtlijn 'Constitutioneel eczeem'

Klinische praktijk
C.A.F.M. Bruijnzeel-Koomen
J.H. Sillevis Smitt
F.S. Boukes
J.J.E. van Everdingen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1399-402
Abstract

Samenvatting

- Er is onvoldoende bewijs dat vermijding van blootstelling aan inhalatie- of voedselallergenen een gunstig effect heeft op het beloop van constitutioneel eczeem; daarom is bij het ontbreken van acute allergische symptomen allergologisch onderzoek niet nodig.

- Corticosteroïden zijn therapie van eerste keuze. De werkgroep adviseert te starten met een klasse 2-3-preparaat dagelijks, waarna intermitterende onderhoudstherapie met dezelfde klasse of dagelijks met klasse 1. Indien corticosteroïden op deze wijze worden toegepast, zijn ze veilig wat betreft lokale en systemische bijwerkingen; patiënten met een ernstig constitutioneel eczeem hebben verlaagde serumcortisolwaarden door de ziekteactiviteit, niet door de corticosteroïden. Dit normaliseert meestal na lokale behandeling met steroïden.

- Lokale calcineurineremmers zijn een goed tweedelijns alternatief bij onvoldoende effect of bijwerkingen van corticosteroïden. Bij behandeling moet men de huid beschermen tegen ultraviolet licht.

- Niet-sederende antihistaminica hebben geen plaats in de behandeling van constitutioneel eczeem.

- Ciclosporine is het middel van eerste keuze bij systemische therapie van ernstig constitutioneel eczeem.

- Aandacht bij de behandelaar voor de psychosociale anamnese is noodzakelijk, aangezien ernstig constitutioneel eczeem bij kinderen, hun ouders en volwassenen een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van leven.

- Aan patiënten met een ernstig constitutioneel eczeem dienen beroepen met nat werk te worden ontraden. Bij een matig actief constitutioneel eczeem zonder handeczeem dient blootstelling aan water en andere irriterende factoren voorkomen te worden.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1399-402

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Dermatologie en Allergologie, Utrecht.

Mw.prof.dr.C.A.F.M.Bruijnzeel-Koomen, dermatoloog.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Dermatologie, Amsterdam.

Hr.dr.J.H.Sillevis Smitt, dermatoloog.

Nederlands Huisartsen Genootschap, afd. Richtlijnontwikkeling en Wetenschapsbeleid, Utrecht.

Mw.F.S.Boukes, huisarts.

Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Postbus 20.064, 3502 LB Utrecht.

Hr.dr.J.J.E.van Everdingen, dermatoloog.

Contact hr.dr.J.J.E.van Everdingen (j.vaneverdingen@cbo.nl)

Verantwoording

Namens de werkgroep 'Constitutioneel eczeem', waarvan de leden aan het einde van dit artikel worden vermeld.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, juli 2007,

Onlangs publiceerden Bruijnzeel-Koomen et al. een samenvatting van de CBO-richtlijn ‘Constitutioneel eczeem’ (2007:1399-402).1 Opmerkelijk in deze samenvatting is dat zonder meer wordt gesteld dat bij patiënten met ernstig constitutioneel eczeem de serumcortisolwaarde verlaagd kan zijn door ziekteactiviteit en niet door (lokaal) toegediende corticosteroïden. In de NHG-standaard ‘Constitutioneel eczeem’ (eerste herziening) wordt deze uitspraak niet gedaan, maar wordt beschreven dat bij lokale applicatie van glucocorticoïden meestal geen onderdrukking van de endogene cortisolproductie optreedt; er bestaat echter geen degelijke wetenschappelijke onderbouwing van de maximale hoeveelheden die om systemische effecten te vermijden nog als veilig kunnen worden beschouwd (noot 22).2 In de volledige tekst van de CBO-richtlijn wordt vermeld dat het, gezien de matige kwaliteit van studies naar zowel effecten op de hypofyse-bijnieras als eindorgaanschade, niet goed mogelijk is een uitspraak te doen over systemische effecten van dermatocorticosteroïden.1

De uitspraak van Bruijnzeel-Koomen et al. dat de verlaagde serumcortisolwaarde bij ernstig constitutioneel eczeem het gevolg is van ziekteactiviteit op zich, lijkt vooral gebaseerd op een recente publicatie hierover. Daarin werd gevonden dat er geen statistisch significante correlatie is tussen de hoeveelheid gebruikte topische corticosteroïden en de serumconcentratie cortisol en dat de serumcortisolspiegel stijgt na intensieve klinische behandeling met onder andere lokaal geappliceerde corticosteroïden.3 Hoewel al eerder is verondersteld dat de ziekteactiviteit zelf een rol kan spelen bij verminderde activiteit van de hypofyse-bijnieras,4 is het aannemelijk dat toegenomen cutane absorptie van glucocorticoïden bij ernstige huidafwijkingen kan leiden tot onderdrukking van de endogene cortisolproductie.5 6 Het ligt daarom voor de hand de stijging van de serumwaarde van cortisol na intensieve behandeling van de huidafwijkingen te verklaren door vermindering van cutane absorptie van topisch geappliceerde glucocorticoïden.

In de samenvatting van de richtlijn ‘Constitutioneel eczeem’ wordt aanbevolen de serumspiegel van cortisol te meten en te volgen bij patiënten met ernstig constitutioneel eczeem. Indien men hiermee een indruk wil krijgen van de ernst en de uitgebreidheid van het constitutioneel eczeem, zijn wij het met dit advies niet eens. Immers, er zijn uitgebreid toegepaste en gevalideerde scoringssystemen zoals de ‘Scoring atopic dermatitis’ (SCORAD) en de ‘Eczema area and severity index’ (EASI) voorhanden om de ernst van deze aandoening vast te stellen.1 Naar onze mening zijn er onvoldoende gegevens om de algemene aanbeveling te doen om bij iedere patiënt met ernstig constitutioneel eczeem de hypofyse-bijnieras te controleren met het meten van de 8-uursserumspiegel van cortisol en de adrenocorticotroop-hormoon(ACTH)-stimulatietest.7 Hoewel in verschillende studies onderdrukking van de hypofyse-bijnieras tijdens topische toediening van glucocorticoïden wordt gedocumenteerd, is er vrijwel geen casuïstiek waarin een addison-crisis als bijwerking wordt gerapporteerd.8 Toch leidt het optreden van een dergelijke crisis helaas nog steeds tot vermijdbare sterfte.9 10 Het zal dan ook niet verbazen dat tegenstrijdige adviezen over het geven van systemische glucocorticoïden tijdens stresssituaties worden gegeven.8

Wanneer het principe van ‘better safe, than sorry’ wordt gehanteerd, is het raadzaam indien nodig snel met deze therapie te starten. Daarbij kan het empirische schema van Coursin en Wood nuttig zijn.11

R.O.B. Gans
E.M. Abma
R.P.F. Dullaart
Literatuur
  1. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Richtlijn Constitutioneel eczeem. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications; 2007.

  2. Clevering JP, Dirven-Meijer PC, Hartvelt-Faber G, Nonneman MMG, Weisscher P, Boukes FS. NHG-standaard Constitutioneel eczeem (eerste herziening). Huisarts Wet. 2006;49:458-65.

  3. Haeck IM, Timmer-de Mik L, Lentjes EGWM, Buskens E, Hijnen DJ, Guikers C, et al. Low basal serum cortisol in patients with severe atopic dermatitis: potent topical corticosteroids wrongly accused. Br J Dermatol. 2007;156:979-85.

  4. Matsuda K, Katsunuma T, Iikura Y, Kato H, Saito H, Akasawa A. Adrenocortical function in patients with severe atopic dermatitis. Ann Allergy Asthma Immunol. 2000;85:35-9.

  5. Allenby CF, Main RA, Marsden RA, Sparkes CG. Effect on adrenal function of topically applied clobetasol propionate (Dermovate). Br Med J. 1975;4(5997):619-21.

  6. Abma EM, Blanken R, Heide LJM de. Cushing’s syndrome caused by topical steroid therapy for psoriasis. Neth J Med. 2002;60:148-50.

  7. Cooper MS, Stewart PM. Corticosteroid insufficiency in acutely ill patients. N Engl J Med. 2003;348:727-34.

  8. Levin C, Maibach HI. Topical corticoid-induced adrenocortical insufficiency: clinical implications. Am J Clin Dermatol. 2002;3:141-7.

  9. Taback SP, Dean HJ. Mortality in Canadian children with growth hormone (GH) deficiency receiving GH therapy 1967-1992. The Canadian Growth Hormone Advisory Committee. J Clin Endocrinol Metab. 1996;81:1693-6.

  10. Shulman DI, Palmert MR, Kemp SF. Adrenal insufficiency: still a cause of morbidity and death in childhood. Lawson Wilkins Drug and Therapeutics Committee. Pediatrics. 2007;119:e484-94.

  11. Coursin DB, Wood KE. Corticosteroid supplementation for adrenal insufficiency. JAMA. 2002;287:236-40.

C.A.F.M.
Bruijnzeel-Koomen

Utrecht, oktober 2007,

In hun reactie op onze samenvatting van de richtlijn ‘Constitutioneel eczeem’ gaan collegae Gans et al. in op de recente bevinding dat bij patiënten met ernstig constitutioneel eczeem (CE) een verlaagde basale serumconcentratie van cortisol gemeten wordt.1 In de betreffende studie wordt bij 80% van de patiënten met een zo ernstig CE dat het opname in een ziekenhuis rechtvaardigt, een sterk verlaagde tot niet detecteerbare waarde van de basale serumconcentratie van cortisol gevonden. Opvallend is dat deze lage waarden niet samen bleken te hangen met het gebruik van potente lokale steroïden voor de eerste meting (gemiddeld minder dan 30 g zalf/week). Daarentegen leidt het gecontroleerde gebruik van grote hoeveelheden potente lokale steroïden in deze studie (circa 350 g zalf/week) tot niet alleen een sterke klinische verbetering van het eczeem, maar ook tot een stijging en veelal een normalisering van de basale serumcortisolconcentratie binnen 3 weken. In de meeste studies ontbreken gegevens over de totale hoeveelheid gebruikte corticosteroïden voor de cortisolbepalingen en over de ziekteactiviteit op het moment van de meting.

De resultaten van de studie suggereren dat de verlaagde serumcortisolwaarden bij patiënten met CE gerelateerd zijn aan de ziekteactiviteit.1 De stijging van de serumconcentratie van cortisol tijdens therapie kan niet toegeschreven worden aan toegenomen percutane resorptie van de lokale steroïden, aangezien deze resorptie van exogene steroïden juist zou resulteren in een daling van de endogene cortisolproductie. In de literatuur zijn meer aanwijzingen dat de hypothalamus-hypofyse-bijnier(HPA)-as bij patiënten met CE niet optimaal functioneert. Zo werden significant lagere basale serumcortisolwaarden gevonden bij kinderen met CE,2 en een andere studie liet bij deze patiëntengroep een verlaagde cortisolrespons op psychische stress zien.3

De mening dat behandeling met potente lokale corticosteroïden negatieve effecten op de HPA-as zou hebben, lijkt dus steeds meer op losse schroeven komen te staan. Het is zeer waarschijnlijk dat er percutane resorptie van lokale steroïden in de acute fase van de ziekte bij CE optreedt, maar een mogelijk negatief effect op de HPA-as lijkt teniet te worden gedaan door een positief effect middels adequate ziektecontrole. Uiteraard is bij intensieve behandeling met potente lokale steroïden goede begeleiding, door zowel dermatoloog als dermatologisch verpleegkundige, vereist.

De basale serumcortisolwaarde is geen maat voor de ernst van het eczeem. Hiervoor zijn, zoals beschreven in de richtlijn, gevalideerde scorelijsten voorhanden. Het meten van de basale serumcortisolconcentratie bij patiënten met ernstig CE dient de veiligheid van de patiënt. Blijft de serumcortisolconcentratie verlaagd na adequate therapie, dan kan het geven van systemische steroïden in stresssituaties inderdaad noodzakelijk zijn.

C.A.F.M. Bruijnzeel-Koomen
J.H. Sillevis Smitt
F.S. Boukes
J.J.E. van Everdingen
Literatuur
  1. Haeck IM, Timmer-de Mik L, Lentjes EGWM, Buskens E, Hijnen DJ, Guikers C, et al. Low basal serum cortisol in patients with severe atopic dermatitis: potent topical corticosteroids wrongly accused. Br J Dermatol. 2007;156:979-85.

  2. Matsuda K, Katsunuma T, Iikura Y, Kato H, Saito H, Akasawa A. Adrenocortical function in patients with severe atopic dermatitis. Ann Allergy Asthma Immunol. 2000;85:35-9.

  3. Buske-Kirschbaum A, Jobst S, Wustmans A, Kirschbaum C, Rauh W, Hellhammer D. Attenuated free cortisol response to psychosocial stress in children with atopic dermatitis. Psychosom Med. 1997;59:419-26.