Zie ook het artikel op bl. 2720.
Bij tijd en wijle duikt de discussie op over het met en op elkaar oefenen van lichamelijk onderzoek door studenten.1 Voor sommigen, met name zeer gelovige moslima’s, levert het ontbloten van bepaalde lichaamsdelen in aanwezigheid van mannelijke medestudenten problemen op met hun wijze van naleven van de Koran. Het is voor mij de vraag in hoeverre een medische opleiding bij het nastreven van haar doelen rekening moet houden met studentgebonden eigenschappen die het gevolg zijn van afkomst en opvoeding.
Het hoofddoel van elke medische opleiding is om artsen op te leiden die voldoen aan de competenties – kennis, vaardigheden en attitude – van het Raamplan 2001 Artsopleiding (www.vsnu.nl/web/show/id=46742/langid=43). Recent is daar het voorstel aan toegevoegd om de basisarts door middel van een schakeljaar beter voor te bereiden op de vervolgopleiding2 en expliciet te scholen in professioneel gedrag en handelen.3…
(Geen onderwerp)
Ronse, België, december 2006,
Bij inschrijving aan een faculteit Geneeskunde neemt een student(e) het op zich zich te bekwamen tot arts, en zich hiervoor in te zetten (2006:2721). Hiermee heeft hij of zij zich niet kandidaat gesteld als ‘dummy’ voor het lichamelijk onderzoek. De relatie tussen medestudenten is geen arts-patiëntrelatie, kan er ook niet model voor staan en is dus niet geschikt om het onderscheid tussen privé en praktijk te leren maken; contacten met patiënten tijdens stage zijn dat wel. Is het dan niet normaal dat studenten, en niet alleen moslima’s, zich oncomfortabel voelen in dergelijke situaties? Het argument dat een student moet ‘ervaren wat het betekent’ deels ontkleed onderzocht te worden, houdt helemaal geen steek. Zich in iets inleven kan ook zonder iets zelf te ondergaan. Ook collega Splinter beaamt vermoedelijk dat een intiem onderzoek (door medestudenten) in het kader van de opleiding niet gewenst is, omdat het ‘niet hoort’. Wanneer iets ‘niet hoort’, ligt echter niet vast, ook niet als het gaat om individuen binnen één cultuur of geloof.
(Geen onderwerp)
Rotterdam, december 2006,
In mijn stelling ligt uiteraard de nadruk op attitude, omdat het ging over geloofsovertuiging en cultuuropvattingen van studenten. Echter, met het op elkaar laten oefenen van studenten wordt beoogd hun zoveel vaardigheid én attitude bij te brengen, dat het gerechtvaardigd is om hen vervolgens toe te laten tot patiënten. Men kan voor dit doel simulatiepatiënten rekruteren. Echter, wij hebben die keus niet gemaakt vanwege de naar onze mening toegevoegde waarde van het leren onderscheiden van privé en praktijk van respectievelijk erotisch en functioneel bloot door het oefenen op elkaar.