Samenvatting
Een 30-jarige man had sinds enkele weken koortsepisoden tot 39°C. Hij had daarbij diarree en kreeg gegeneraliseerd maculopapuleus exantheem, dat ook aanwezig was op zijn handpalmen en voetzolen. Aanvankelijk werd diagnostiek ingezet naar virale verwekkers. Dit leverde echter geen diagnose op. Uiteindelijk bleken de symptomen veroorzaakt te worden door syfilis. Er trad uveïtis op als complicatie. Patiënt herstelde na een eenmalige dosis benzylpenicilline, corticosteroïdeoogdruppels en lokaal mydriaticum. Gezien de sterke toename van de incidentie van syfilis en het brede klinische spectrum daarvan, moet syfilis overwogen worden bij niet-begrepen koortsepisoden met exantheem. Men moet zich daarbij bewust zijn van de grote verscheidenheid aan complicaties die kunnen ontstaan in het verloop van deze ziekte.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1342-6
(Geen onderwerp)
Rotterdam, juni 2006,
Met belangstelling las ik het artikel van Heijstek et al. (2006:1342-6). Vanuit een dermato-venereologische invalshoek wil ik graag een aantal kanttekeningen plaatsen. De auteurs geven een enigszins ongebruikelijke definitie van ‘MSM’: de afkorting staat voor ‘mannen die seks hebben met mannen’.
In het artikel wordt opgemerkt dat bij herhaald lichamelijk onderzoek een erythemato-maculo-papuleuze eruptie werd gevonden op de romp en de extremiteiten, inclusief de handpalmen en de voetzolen (roseolen). Tevens wordt vermeld dat serologisch luesonderzoek werd ingezet ‘in het kader van’ aanvullend onderzoek bij ‘koorts e.c.i.’ Mij dunkt dat de dermatologische signalen op zich reeds voldoende waren voor het inzetten van serologisch luesonderzoek, aangezien roseolen op de handpalmen en de voetzolen een sterke aanwijzing zijn voor secundaire syfilis.
Er wordt in het artikel gesproken over perianaal gelokaliseerde ‘hyperkeratotische afwijkingen’. Wellicht ging het hier om condylomata lata, een andere uitingsvorm van secundaire syfilis. Dergelijke afwijkingen worden doorgaans beschreven als ‘grijzige, vochtige plaques’ en zijn uiterst infectieus.
Er wordt geen melding gemaakt van bron- en contactopsporing, een in het kader van de gestelde soa-diagnose belangrijke activiteit, waarbij desgewenst GGD-verpleegkundigen behulpzaam kunnen zijn. Evenmin wordt vermeld of nog is overwogen om bij patiënt onderzoek op andere soa’s uit te voeren.
Tenslotte bevreemdt het mij dat, hoewel de auteurs een fraaie opsomming geven van ‘klinische symptomen van syfilis per stadium en betrokken specialisten’, er in de beschreven casus geen sprake is van een dermato-venereologisch consult.
(Geen onderwerp)
’s-Hertogenbosch, juni 2006,
Wij beschreven een casus zoals deze zich in de praktijk voordeed. Achteraf bezien waren er eerdere aanwijzingen die in de richting van de diagnose ‘secundaire syfilis’ wezen, maar deze zijn pas later herkend. Dit is ook een van de boodschappen van het artikel. Wij richtten daarin de aandacht inderdaad op internistische aspecten (zoals koorts, diarree en leverfunctiestoornissen) als eerste manifestaties van de ziekte. Tevens gingen wij dieper in op aspecten als neurosyfilis en oogheelkundige complicaties van de ziekte. Een dermatoloog werd in consult geroepen op het moment dat patiënt werd opgenomen in het ziekenhuis. Omdat de uitslag van het serologisch onderzoek snel bekend was, werd het consult verder telefonisch afgehandeld. De anale afwijkingen werden beschreven zoals ze gezien werden tijdens de lichamelijke onderzoeken door de afdelingsarts en de internist. Wellicht zou een ervaren huidarts de afwijkingen anders hebben beschreven. Het ging hier zeker om condylomata lata. De casus is gemeld bij de GGD en er werd contactopsporing uitgevoerd. Het resultaat van dit onderzoek hebben we echter niet vernomen van de GGD. Vermoedelijk heeft patiënt zijn ziekte in het buitenland opgelopen. Dat de uitslag van het onderzoek op syfilis bij de vaste partner negatief was, hebben we van patiënt vernomen. Andere soa’s werden uitgesloten, vooral hepatitis B en C, en hiv-infectie.