Dames en Heren,
Knieklachten zijn vaak aanleiding om een arts te bezoeken. Indien de pijn rond de knieschijf gelokaliseerd is, denkt men vooral bij jonge patiënten veelal eerst aan het moeilijk te behandelen patellofemoraal pijnsyndroom.1-3 Soms worden de klachten veroorzaakt door een patellofemorale instabiliteit. Deze kan zich uiten als een traumatische patellaluxatie, die eenvoudig te diagnosticeren is, zoals wij u bij patiënt A zullen laten zien, maar ook als lastiger te diagnosticeren recidiverende patellasubluxaties. Subluxaties leiden tot anterieure kniepijn, zoals bij patiënt B en C, die soms gepaard gaat met een instabiel gevoel, zoals bij patiënt C.
Patellofemorale instabiliteit kan berusten op een aanlegstoornis van het patellofemorale gewricht of op beschadiging van anatomische stabiliserende structuren door een traumatische patellaluxatie.4 Met een zorgvuldige anamnese, aangevuld met eenvoudig lichamelijk onderzoek en conventionele röntgenopnamen van het aangedane kniegewricht, kan de oorzaak van de patellofemorale instabiliteit worden vastgesteld. Op basis van deze…
(Geen onderwerp)
Utrecht, mei 2006,
Graag geven wij de volgende aanvulling bij het artikel van Van Kampen en Koëter (2006:881-5). Luxatie en subluxatie van de patella komen ook voor bij aangeboren collageenafwijkingen die gegeneraliseerde hypermobiliteit ten gevolge hebben, zoals benigne of familiair gegeneraliseerd hypermobiliteitssyndroom en ehlers-danlossyndroom (EDS), vooral het klassieke type en het hypermobiliteitstype.1 Laterale hypermobiliteit van de patella is een van de criteria voor gegeneraliseerde hypermobiliteit volgens Bulbena. Met enkele anamnestische vragen naar (habituele) (sub)luxaties en enkele eenvoudige lichamelijke tests kan men gegeneraliseerde hypermobiliteit uitsluiten of aantonen. Dit is klinisch relevant, omdat bij gegeneraliseerde hypermobiliteit, vooral bij EDS, een terughoudende opstelling ten aanzien van operatieve ingrepen aangewezen is als het afwijkende collageen de oorzaak van het probleem blijkt te zijn.
Horn JR van. Orthopedische aspecten van het Ehlers-Danlos syndroom. In: Jacobs JWG, Cornelissens LJM, Veenhuizen MC, Geenen R, redacteuren. Ehlers-Danlos syndroom. Een multidisciplinaire benadering. Amsterdam: Boom; 2005. p. 73-86.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, mei 2006,
Wij zijn het met collega’s Jacobs en Van Horn eens dat bij een lichamelijk onderzoek bij patiënten met instabiliteitsklachten van welk gewricht ook, allereerst gekeken moet worden of er gegeneraliseerde hypermobiliteit aanwezig is, waarvoor wij de criteria van Beighton aanhouden. Als het afwijkende collageen de enige oorzaak is van het subluxeren van de patella, dan is een terughoudende opstelling ten aanzien van operatieve ingrepen terecht, zoals Jacobs en Van Horn stellen, omdat bijvoorbeeld het inkorten van het stuk collageenhoudend kapsel vanwege het afwijkende collageen zeker tot recidieflaxiteit of -instabiliteit leidt. Echter, indien er sprake is van een afwijking die te herstellen is middels een ossale ingreep, zoals een trochlea-osteotomie of een distalisatie van de tuberositas tibiae, is de hyperlaxiteit op zich geen contra-indicatie, en kan een dergelijke operatieve ingreep wel degelijk tot succes leiden ten aanzien van de (sub)luxaties.