Klieven van het laterale retinaculum van de knie bij retropatellaire chondropathie

Onderzoek
G.N. Homminga
H.J. Mencke
A.J. van der Linden
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:305-7
Abstract

Samenvatting

Retropatellaire chondropathie is een veel voorkomende oorzaak van pijn in de knie met een veelal goedaardig verloop. Wanneer de klachten zo ernstig worden dat werk of sport gestaakt moet worden, kan door klieven van het laterale retinaculum een vermindering van de klachten worden nagestreefd. Door middel van een vragenlijst, die aan 96 personen werd toegezonden, konden de resultaten van deze operatie uiteindelijk bij 80 patiënten worden beoordeeld. Het betrof alleen patiënten bij wie geen ernstige kraakbeenletsels waren aangetroffen. Bij 53 van hen werd een vermindering van de klachten verkregen. Ondanks deze verbetering hielden 34 patiënten geringe klachten, die voor 12 van hen aanleiding waren om van werk te veranderen. Ondanks de ingreep konden 37 patiënten niet met hun sport doorgaan.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Orthopedie, Postbus 1918, 6201 BX Maastricht.

G.N.Homminga, assistent-geneeskundige; prof.dr.A.J.van der Linden, orthopedisch chirurg.

Ziekenhuis de Tjongerschans, afd. Orthopedie, Heerenveen.

Dr.H.J.Mencke, orthopedisch chirurg.

Contact G.N.Homminga

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Angerlo, februari 1989,

Met belangstelling heb ik het artikel gelezen van collegae Homminga et al. betreffende het klieven van het laterale retinaculum van de knie bij retropatellaire chondropathie (1989;305-7). Het gaat om een in de huisartspraktijk relatief vaak voorkomende aandoening, waarvoor slechts in enkele gevallen specialistische verwijzing plaatsvindt.

Uit gegevens van de continue morbiditeitsregistratie van het Nijmeegs universitair huisartsinstituut blijkt de incidentie van retropatellaire chondropathie in de huisartsprakijk 10 tot 16 patiënten per jaar te bedragen; de aandoening blijkt bij vrouwen ongeveer anderhalf maal zo vaak voor te komen als bij mannen.

Het verloop van chondropathieklachten kan zeer wisselend zijn, zowel wat betreft de duur als de intensiteit ervan. Ook kunnen na perioden zonder klachten weer opnieuw pijnklachten ontstaan. Wat dat betreft lijkt het verloop erg veel op dat van lage rugpijn. Verwijzing naar de orthopeed zal geschieden ter uitsluiting van andere aandoeningen dan wel op aandringen van de patiënt wegens het langdurig bestaan van de klachten.

Homminga et al. stellen dat klieven van het retinaculum bij een duidelijke meerderheid van de patiënten een vermindering van de klachten geeft. Maar slechts een minderheid van de patiënten heeft na de operatie geen klachten meer. Is er enige relatie met de follow-up-duur? Hoe is de spreiding van de follow-up in relatie tot de klachten? Waarschijnlijk is het natuurlijke verloop van de ongecompliceerde chondropathie niet anders dan na operatieve behandeling. Gezien ook het betrekkelijk hoge percentage patiënten dat arbeidsongeschikt wordt na de operatie (15%) lijkt het gevaar van somatische fixatie niet denkbeeldig. Vooralsnog lijkt er bij de ongecompliceerde retropatellaire chondropathie geen indicatie tot operatieve behandeling te bestaan.

J.C. Bakx

Maastricht, februari 1989,

Een vergelijking tussen conservatieve en operatieve behandeling van retropatellaire chondropathie is niet goed mogelijk omdat, zoals in de door ons onderzochte groep, enkel de ernstige vormen voor chirurgische behandeling in aanmerking komen.

Sandow en Goodfellow beschreven dat na 3 jaar en 8 maanden van de 54 patiënten met retropatellaire chondropathie die geen behandeling kregen, nog 94% pijnklachten had, waarvan 50% meer dan eens per week!1 Bij slechts 46% trad verbetering der klachten op. In onze groep patiënten met zeer ernstige en langdurige klachten, dus een negatieve selectie van het totale aantal patiënten met retropatellaire klachten, bereikten wij een verbetering van de klachten bij 65%. Ook in onze groep had 42% nog vaak pijn na de operatie.

Zoals uit de tabel (bl. 307) blijkt is er een verband tussen de klachten en de follow-up-duur: bij 32% treedt na enige tijd weer een verslechtering op. Er is nog een sterker verband tussen de mate van belasting van het patellofemorale gewricht en de klachten. Vermindering van de belasting van de patella en spierversterkende oefeningen zijn de eerst aangewezen therapievormen. Alleen bij ernstige klachten is chirurgische therapie in de vorm van klieven van het laterale retinaculum te overwegen.

G.N. Homminga
Literatuur
  1. Sandow MJ, Goodfellow JW. The natural history of anterior knee pain in adolescents. J Bone Joint Surg (Br) 1985; 67: 36-8.