Samenvatting
Doel
Het in kaart brengen van agressie tegen kinderartsen en assistent-geneeskundigen door de patiënt of diens familie.
Opzet
Dwarsdoorsnedeonderzoek.
Methode
Door middel van een anonieme enquête werden gegevens verzameld van de artsen die aanwezig waren op het jaarlijks congres van de Nederlandse Vereniging van Kindergeneeskunde van 2002.
Resultaten
Er werden 395 bruikbare enquêteformulieren geretourneerd. 78 van de respondenten gaf aan ooit geconfronteerd te zijn met agressie. Verbale agressie kwam het meest voor (bij 75 van de respondenten) en vooral bij artsen met weinig werkervaring (63 in het voorafgaande jaar). 20 van de respondenten wist van het bestaan van beleid en training in het omgaan met agressie in hun ziekenhuis, terwijl 47 zei behoefte te hebben aan training.
Conclusie
Agressie binnen de kindergeneeskunde kwam voor bij 78 van de respondenten, met name verbale agressie tegen artsen met weinig werkervaring. Training in het omgaan met agressie zou een nuttige aanvulling kunnen zijn in de opleiding tot kinderarts.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:542-4
(Geen onderwerp)
Leiderdorp, april 2005,
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het artikel van Pernot et al. (2005:542-4). Het feit dat er angsten, onzekerheid en verminderd werkplezier ontstonden, geeft aan wat agressie kan veroorzaken, ook bij weerbare volwassenen.
Bij het lezen van het artikel miste ik echter de overweging dat de kinderen van deze ouders waarschijnlijk ook te maken zullen hebben met agressie in de huiselijke kring. Deze agressie is thuis misschien nog wel erger, omdat er dan geen vreemden bij zijn die nog enigszins corrigerend kunnen optreden.1 Zoals bekend is huiselijk geweld ook een vorm van kindermishandeling.2
Persoonlijkheidsstoornissen bij ouders, agressieregulatieproblemen en overmatig alcoholgebruik, hetgeen vaak leidt tot agressie, zijn naast stress, relatieproblemen, mishandeling in de jeugd et cetera risicofactoren voor kindermishandeling.3
Ik zou erg geïnteresseerd zijn in de diagnosen van deze kinderen en ook in de frequentie van het vermoeden op mishandeling in de ruimste zin des woords (emotionele mishandeling, verwaarlozing et cetera).
Ook zou het interessant zijn bij de betreffende gezinnen – op een rustiger moment weliswaar – een onderzoek te doen naar huiselijk geweld zoals Holtrop et al. hebben gedaan door middel van een korte vragenlijst.4
Fagan J, Wexler S. Crime at home and in the streets: the relationship between family and stranger violence. Violence Vict 1987;2:5-23.
Dijk T van, Flight S, Oppenhuis E, Duesmann B. Huiselijk geweld. Aard, omvang en hulpverlening. Onderzoek in opdracht van de dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering. Den Haag: Ministerie van Justitie; 1997.
Brown J, Cohen P, Johnson JG, Salzinger S. A longitudinal analysis of risk factors for child maltreatment: findings of a 17-year prospective study of officially recorded and self-reported child abuse and neglect. Child Abuse Negl 1998;22:1065-78.
Holtrop TG, Fisher H, Gray SM, Barry K, Bryant T, Du W. Screening for domestic violence in a general pediatric clinic: be prepared! Pediatrics 2004;114:1253-7.
(Geen onderwerp)
Rotterdam, april 2005,
Wij danken collega Landsmeer-Beker voor haar commentaar. Ook wij kunnen ons voorstellen dat kinderen van deze agressieve volwassenen waarschijnlijk vaker getuigen zullen zijn van agressie in meerdere situaties.
Het was echter geen onderdeel van dit onderzoek om de diagnosen van de patiënten die erbij betrokken waren, te noteren en te analyseren. Het onderzoek betrof een steekproef van kinderartsen en assistent-geneeskundigen werkzaam binnen de kindergeneeskunde in Nederland. Zij vulden een enquête in waarin zij retrospectief hun ervaringen met agressie tijdens hun werk noteerden.
In toekomstige onderzoeken is het wellicht mogelijk meer aandacht te geven aan de omstandigheden rond incidenten met agressie.