Samenvatting
Doel
Bepalen van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse Triage Standaard (NTS) voor de triage van kinderen.
Opzet
Dwarsdoorsnedeonderzoek met fictieve casussen voor telefonische en fysieke triage.
Methode
Experts bepaalden vooraf de urgentie van 40 casussen over spoedhulpvragen bij niet-verwezen kinderen (referentiestandaard). Deze hulpvragen werden in een online-enquête voorgelegd aan triagisten van 3 huisartsenposten (HAP’s), 3 meldkamers ambulancezorg (MKA’s) en 3 afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH’s). Zij beoordeelden deze casussen met gebruik van de NTS. We bepaalden de overeenkomst in urgentiegraad tussen de triagisten en vergeleken de urgenties met de referentiestandaard. De uitkomstmaat voor interbeoordelaarsbetrouwbaarheid was de intraklasse-correlatiecoëfficiënt (ICC). Uitkomstmaten voor de validiteit waren de mate van overeenkomst met de referentiestandaard, ondertriage en overtriage en sensitiviteit en specificiteit voor het identificeren van hoog-urgent (U0-U2) versus laag-urgent (U3-U5).
Resultaten
116 triagisten namen deel (respons: 86%). De ICC was 0,73 tussen alle triagisten; op de HAP was deze het hoogst. Er was 62,3% overeenkomst met de referentiestandaard, 17,4% ondertriage en 20,2% overtriage. 77% van de afwijkende urgenties verschilde slechts één urgentiecategorie van de referentiestandaard. De sensitiviteit was 85,2% en de specificiteit 89,7%. De sensitiviteit en specificiteit van triage door de HAP (respectievelijk 82,7% en 92,7%) kwamen vrijwel overeen met die door de SEH (79,6% en 92,5%). De triage door de MKA had een relatief hoge sensitiviteit (93%), maar lagere specificiteit (82,4%).
Conclusie
De uitkomsten van het onderzoek dragen bij aan het bewijs dat de NTS bij kinderen een betrouwbare en valide triagestandaard is. De urgentie-inschatting van HAP, MKA en SEH komt in grote lijnen overeen. Papieren casuïstiek en triage op alleen anamnestische kenmerken beperken de resultaten.
Reacties