Samenvatting
Een 35-jarige man werd chemotherapeutisch behandeld in verband met chronische myeloïde leukemie. Na een trombocytentransfusie kreeg hij klachten van kortademigheid, waar in eerste instantie geen verklaring voor werd gevonden. Voordat de diagnostiek was afgerond, was patiënt al naar huis vertrokken. Een thoraxfoto toonde beiderzijds longoedeem, een beeld dat zou kunnen passen bij transfusiegerelateerde acute longbeschadiging (TRALI), ook omdat er geen aanwijzingen waren voor een cardiale oorzaak. Patiënt werd in een ziekenhuis elders behandeld met diuretica en gedurende 24 uur geobserveerd; er deden zich geen complicaties meer voor. De pathogenese van TRALI wordt toegeschreven aan een interactie tussen antigranulocytantilichamen en granulocyten; daarnaast kunnen bioactieve stoffen die tijdens de opslag van bloedproducten geproduceerd worden een rol spelen. Het is belangrijk TRALI als oorzaak van dyspnoe te onderkennen bij uitsluiting van cardiale en pulmonale oorzaken. Indien tijdig wordt ingegrepen, is de prognose over het algemeen goed. De behandeling bestaat uit ondersteunende zorg en zo nodig beademing. Indien donoren die antistoffen tegen granulocyten blijken te hebben van verdere donatie worden uitgesloten, is er geen verhoogd risico op een recidief bij eventuele volgende transfusies van plasmabevattende bloedproducten.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:369-71
(Geen onderwerp)
Rotterdam, maart 2005,
Kessels en Visser beschrijven het ziektebeeld van transfusiegerelateerde acute longbeschadiging (TRALI) (2005:369-71). Hoewel TRALI per definitie een klinische diagnose is, die wordt gesteld in geval van acute dyspnoeklachten binnen 6 uur na transfusie, waarbij andere (cardiopulmonale) oorzaken zijn uitgesloten, dient het klinische vermoeden te worden onderbouwd met laboratoriumdiagnostiek.
In het pathogenetische model van TRALI wordt uitgegaan van antistoffen tegen granulocyten- of HLA-klasse-I- of -II-antigenen, die leiden tot leukocytenactivatie met als gevolg een ontstekingsreactie, waardoor endotheelschade optreedt. De detectie hiervan vereist gespecialiseerde diagnostiek, zoals de lymfocytencytotoxiciteitstest (LCT), de lymfocytenimmunofluorescentietest (LIFT), de granulocytenimmunofluorescentietest (GIFT) en de leukocytenagglutinatietest (LAT).
De gerichte TRALI-diagnostiek bij donoren en patiënten kan in Nederland worden verricht door het laboratorium voor trombocyten- en leukocytenserologie van Sanquin Diagnostiek in Amsterdam, een onderdeel van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening (voorheen: Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusiedienst). Voor een correcte interpretatie van de resultaten is deskundige kennis vereist van de specificiteit en sensitiviteit van de verschillende tests.
Er wordt in het artikel slechts melding gemaakt van de aanwezigheid van antistoffen gericht tegen granulocyten bij een van de betrokken donoren. Hierbij wordt noch de specificiteit, noch de gebruikte diagnostiek vermeld. Het aantonen van specifieke antistoffen die tegen leukocyten gericht zijn, is niet per se een verklaring voor de waargenomen transfusiereactie. Er dient een aantoonbare incompatibiliteit te bestaan tussen donor en ontvanger. Om te bepalen of dat zo is, zal men kruisproeven moeten verrichten met cellen van de ontvanger en serum van de betrokken donor. Indien kruisproeven niet kunnen worden verricht, dient bij de donor het corresponderende antigeen te worden aangetoond. Het aantonen van incompatibiliteit wordt als voorwaarde gesteld om donoren definitief van bloeddonorschap uit te sluiten.1 In het artikel wordt niet duidelijk gemaakt of er kruisproeven zijn verricht, noch of er bij de patiënt typering heeft plaatsgevonden van het antigeen waartegen de donorantistoffen zijn gericht, zodat niet bewezen is dat de aangetroffen donorantistoffen de oorzaak zijn van het ontstaan van TRALI bij deze patiënt.
Op dit moment zijn de adviezen over TRALI-veilige transfusies en de mededelingen over de consequenties voor de donor onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. Daarom is Sanquin dit jaar in samenwerking met enkele academische ziekenhuizen begonnen met het onderzoeksproject ‘Klinische en diagnostische epidemiologie van TRALI in relatie tot preventieve interventies’, waarbij patiënten- en bloedproductkenmerken worden geanalyseerd bij elke melding van (het vermoeden van) TRALI. Bovendien zal gerichte laboratoriumdiagnostiek worden toegepast bij elke klinisch vastgestelde TRALI. Een van ons (E.A.M.B.) is de projectleider van dit onderzoek.
Voor een succesvol project is vereist dat behandelaars zich bewust worden van deze complicatie van transfusie – die overigens niet alleen na transfusie van plasmahoudende producten is beschreven, maar ook bij toediening van cellulaire producten – en dat TRALI-gevallen worden aangemeld bij de regionale Sanquin Bloedbank en bij het bureau Transfusiereacties in Patiënten (TRIP) in Den Haag. Het artikel van Kessels en Visser draagt bij tot deze bewustwording.
Kleinman S, Caulfield T, Chan P, Davenport R, McFarland J, McPhedran S, et al. Toward an understanding of transfusion-related acute lung injury: statement of a consensus panel. Transfusion 2004;44:1774-89.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, april 2005,
Er heeft inderdaad uitvoerige diagnostiek plaatsgevonden in het laboratorium voor trombocyten- en leukocytenserologie van Sanquin Diagnostiek in Amsterdam. Hierbij werden in de GIFT aspecifieke reacties met serum van een donor gevonden, en ook de nadien verrichte kruisproef bleek positief. De betrokken donor is uit het bestand verwijderd. De discussie over de gespecialiseerde laboratoriumdiagnostiek ter onderbouwing van de diagnose ‘TRALI’ viel echter buiten de strekking van ons artikel. Vanzelfsprekend steunen wij initiatieven tot verder onderzoek naar epidemiologische kenmerken van TRALI en naar de laboratoriumdiagnostiek bij deze aandoening.