Leopold Meyler (1903-1973): een pionier op het gebied van bijwerkingen van geneesmiddelen

Perspectief
A.C. van Grootheest
M.N.G. Dukes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:2526-9
Abstract
Download PDF

Samenvatting

In 1951, meer dan tien jaar voor de eerste berichten over ernstige bijwerkingen van thalidomide, verscheen er in Nederland een opmerkelijk boek met Leopold Meyler als auteur: Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen. Dit boek werd een jaar later in het Engels uitgegeven onder de titel ‘Side effects of drugs’. Het opmerkelijke van dit boek is dat het uitkwam in een tijd dat er vooral aandacht was voor de zegeningen die bestaande en nieuwe geneesmiddelen met zich meebrachten. Meyler was internist in Groningen. Hij leed als jood ernstig onder de oorlog. Omdat hij tuberculose opgelopen had, werd hij na de oorlog behandeld in een sanatorium, waar hij het advies kreeg bijwerkingen van geneesmiddelen, zoals beschreven in de literatuur, systematisch te verzamelen. Hoewel er aanvankelijk nogal wat kritiek was op zijn werk, kwam er toenemend waardering. Hij werd in 1968 in Groningen benoemd als de eerste hoogleraar Klinische Farmacologie in Nederland. In zijn eigen tijd was hij een roepende in de woestijn. Was er eerder naar hem geluisterd, dan had de ramp rond thalidomide wellicht niet zo'n enorme omvang gekregen. Zijn werk, dat wordt voortgezet, draagt nog steeds bij aan een veilig geneesmiddelengebruik.

artikel

Ruim 10 jaar voordat het thalidomidedrama aan het licht kwam, verschijnt in 1951 in Nederland een bijzonder boek van de hand van Leopold Meyler: Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen (figuur 1).1 Al in 1952 wordt het in het Engels vertaald onder de titel Side effects of drugs. Op dat moment was dit boek uniek in de wereld en dat is het nu nog steeds. De basisgedachte van het boek is arts en apotheker een overzicht te geven van hetgeen in de literatuur bekend is over mogelijke bijwerkingen van geneesmiddelen. De gedachte om aanwezige kennis toegankelijk te maken, is nog steeds een grote uitdaging in de geneesmiddelenbewaking.2 Na Meylers boek verschijnen er nog diverse boeken over bijwerkingen in verschillende talen, vaak met een andere invalshoek. Ze verdwenen, maar dat van Meyler bestaat nog steeds en de huidige, 14e druk is wereldwijd het standaardwerk als het gaat om de kennis van bijwerkingen van geneesmiddelen. De naam van de eerste auteur is inmiddels opgenomen in de titel ervan: Meyler's side effects of drugs, en vaak wordt eraan gerefereerd als ‘Meylers’.

besef van bijwerkingen

In de eerste helft van de 20e eeuw was er vooral oog voor de positieve aspecten van geneesmiddelen. Immers, er waren ineens therapeutische mogelijkheden voor ziekten die eerder onbehandelbaar waren, zoals tuberculose. De aandacht voor bijwerkingen was incidenteel.3 De publicatie van McBride in The Lancet in 1961 leidde tot een grote verandering in de manier waarop naar geneesmiddelen werd gekeken.4 Zijn artikel was de sleutel voor het verband tussen thalidomide en het grote aantal kinderen dat met ernstige aangeboren afwijkingen ter wereld kwam, in het bijzonder in Duitsland.5 6 Het besef dat geneesmiddelen bijwerkingen hebben, was op zich niet nieuw. Reeds in 1779 hield prof. Wouter van Doeveren in Leiden een openbare academische redevoering over Remedio morbo, met als ondertitel: Academische redevoering over geneesmiddelenziekten, ofwel over kwalen welke de mensen dikwijls treffen tengevolge van geneesmiddelen, die hen met therapeutische oogmerken werden toegediend.7 8 Zijn conclusie, meer dan twee eeuwen geleden, was: ‘Opdat gij u niet te gemakkelijk laat brengen tot het geven van geneesmiddelen, waardoor misschien het gevaar bestaat dat gij aan de ene ziekte nog een tweede toevoegt, ofwel de dood erbij haalt of versnelt’.

Pas na het thalidomidedrama kwam er wereldwijd aandacht voor zowel goed onderzoek naar de veiligheid van geneesmiddelen vóór toelating tot de markt als voor systematische bewaking van geneesmiddelen erna. In Nederland nam de Koninklijke Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunde in 1963 het initiatief voor oprichting van het Bureau Bijwerkingen Geneesmiddelen, een functie die nu door het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb wordt vervuld.9 Ook werd het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen opgericht, dat nieuwe geneesmiddelen beoordeelt op werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit alvorens ze worden toegelaten. In 1968 begon de WHO een pilotproject voor internationale samenwerking op het gebied van de monitoring van ongewenste bijwerkingen van geneesmiddelen, uitmondend in het huidige WHO Drug Monitoring Programme, dat in 2002 in Amsterdam zijn 25e jaarlijkse bijeenkomst hield.

persoon en werk

Wie was Leopold Meyler en wat bracht hem er begin jaren vijftig toe dit boek te schrijven? Leopold Meyler werd een eeuw geleden (1903) geboren in Rotterdam (figuur 2), waar zijn vader oliehandelaar was. Hij komt uit een joodse familie. Hij studeert geneeskunde aan de universiteit van Leiden, en volgt de opleiding tot internist in de Universiteitskliniek te Groningen, waar hij in 1932 promoveert. Vanaf 1937 is hij vrijgevestigd internist in Groningen. De oorlogsperiode is een moeilijke periode voor de familie Meyler. Leopold Meyler moet onderduiken, maar zijn vrouw, die geen joodse moeder had en daarom wél vrij kon bewegen, kan hem zo nu en dan opzoeken. Na de oorlog blijkt hij longtuberculose te hebben, een infectie die hij al vóór de oorlog heeft opgelopen, maar die door de ontberingen van de oorlog mogelijk verergerd is. Hij wordt opgenomen in het Sanatorium Beatrixoord te Appelscha, waar hij langdurig moet rusten. Omdat rusten en nietsdoen niet meevallen voor een actief en betrokken arts als Meyler, adviseert zijn behandelend arts, dr.J.Kraan, hem literatuuronderzoek te gaan doen naar bijwerkingen van geneesmiddelen.

De aanleiding tot dit advies zijn de bijwerkingen die Meyler zelf ondervond van zijn behandeling. De eerste regels van de Nederlandse editie uit 1951 zijn: ‘Aanleiding om de onaangename gevolgen die aan het gebruik van geneesmiddelen verbonden zijn in een boekje samen te vatten, waren onze persoonlijke ervaringen. Deze ervaringen waren voor een deel van zeer ernstige aard’.1 In dit boekje beschrijft hij uitvoerig de ervaringen met het tuberculostaticum para-aminosalicylzuur, zoals koorts, bij iemand met een allergische constitutie. Het is bekend dat Meyler allergisch van aard was en astmatisch. In een later supplement beschrijft hij ernstige psychische bijverschijnselen bij het gebruik van isoniazide.10

Om de benodigde literatuur te kunnen doornemen, krijgt hij de medewerking van de bibliotheek van de universiteit van Groningen. Wekelijks ontvangt hij een koffertje met tijdschriften en boeken, dat na enkele dagen terug moet. Dit systeem wordt voortgezet wanneer hij na ontslag uit het sanatorium zijn werk thuis voortzet, naast zijn werkzaamheden in zijn praktijk aan huis. Ook is hij verbonden aan het Diakonessenhuis en het Rooms Katholiek Ziekenhuis in Groningen. In 1951 komt zijn boek in het Nederlands uit en een jaar later verschijnt de eerste Engelse editie. Uiteraard komt er kritiek op een zo vernieuwend werk en volgen onterechte beschuldigingen. Sommigen menen dat hij tegen het gebruik van geneesmiddelen is en alternatieve genezers denken in hem een medestander te zien. Anderen bekritiseren de manier waarop hij de geneesmiddelen heeft ingedeeld. Meyler gaat echter door met het verzamelen van onderzoeksgegevens en ziektegeschiedenissen. Er verschijnen supplementen om de informatie up-to-date te houden en in het voorwoord van zijn uitgaven weerlegt hij de kritiek. Slechts het op juiste indicatie en veilig gebruiken van geneesmiddelen is zijn doel. Hij doet zijn bijna encyclopedisch werk in een tijd zonder computers en kopieermachines. Hij gebruikt geschreven aantekeningen en houdt een uitgebreid kaartsysteem bij.

Meyler was een bijzonder mens met uitgesproken meningen; een kritische houding en onafhankelijkheid van geest kenmerkten hem. Daarnaast was hij iemand met een brede belangstelling en vrijgevig van aard. Vóór alles was hij een kundig medicus practicus met grote aandacht voor zijn patiënten. Zijn onafhankelijkheid betekende voor hem ook dat hij geen congressen van de farmaceutische industrie bijwoonde. Werd hij er als spreker uitgenodigd, dan wenste hij zelf de kosten te betalen.

Zijn erkenning komt pas in 1968, als hij op 65-jarige leeftijd aan de universiteit van Groningen benoemd wordt tot de eerste Nederlandse hoogleraar Klinische Farmacologie. Zijn inaugurele rede heeft als titel Waarom klinische farmacologie?11 12 In deze rede geeft hij een overzicht van de taken waar de klinische farmacologie voor staat. Uiteraard vraagt hij ook aandacht voor bijwerkingen: ‘Zeer belangrijk is de bestudering van de bijwerkingen. Hoe langer hoe meer wordt de behoefte gevoeld om het ontstaan van de bijwerkingen beter te leren begrijpen om zo mogelijk wegen te vinden ter voorkoming van deze complicaties’. Het vestigen van een nieuw vakgebied in Nederland is een taak die goed bij Meyler past. Hij publiceert in vele tijdschriften en is een veelgevraagd spreker in binnen- en buitenland. De mede door hem georganiseerde Boerhaave-cursussen te Leiden leiden tot publicaties van enkele delen van Drug induced diseases. Meyler is enkele jaren lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.

Bij het lezen van zijn publicaties vallen niet alleen zijn grote kennis en eruditie op, maar ook dat veel van zijn uitlatingen nog steeds buitengewoon actueel zijn.

Tijdens een vakantie in Frankrijk overlijdt hij in 1973 plotseling, mogelijk als gevolg van een overdosering epinefrine dat hij gebruikt vanwege zijn longklachten. In een ‘In Memoriam’ in het Tijdschrift schrijft W.Lammers: ‘Met recht kan worden gezegd dat hij tot de allereersten behoort die hebben ingezien dat geneesmiddelen vaak de oorzaak kunnen zijn van onverklaarbare ziekten. Nu, in deze tijd, is dit inzicht zo gemeengoed geworden en zo vanzelfsprekend dat het haast niet meer voorstelbaar is dat hier voorheen nauwelijks aan werd gedacht’.13

erfgoed

Het opus magnum van Meyler, Side effects of drugs, wordt na de 1e druk voortgezet door een team van vooraanstaande deskundigen. Tot en met de 7e druk, die in 1972 verscheen, is hij als hoofdredacteur betrokken bij het boek. Van 1972 tot 2000 is professor Graham Dukes hoofdredacteur en zijn vele tientallen auteurs uit alle delen van de wereld betrokken bij ‘Meylers’. In 2000 verschijnt de 14e druk van het boek, dat nog steeds artsen en apothekers in de dagelijkse praktijk wil informeren over wat in de wetenschappelijke literatuur gepubliceerd is over bijwerkingen van geneesmiddelen. Inmiddels is professor Jeff Aronson uit Oxford (VK) medehoofdredacteur. Telde de 1e editie slechts 192 bladzijden, nu heeft het boek een omvang van 1876 bladzijden.

Slechts weinigen weten dat achter de naam Meyler in de titel het verhaal schuilgaat van een arts in een sanatorium die zich verveelde. Meyler heeft de grondslag gelegd voor systematische aandacht voor het optreden en voorkómen van bijwerkingen. In zijn tijd was hij daarmee een roepende in de woestijn. Meer aandacht voor zijn opvatting over goed geneesmiddelengebruik had wellicht de omvang van het thalidomidedrama kunnen beperken. Inmiddels is er wereldwijd systematisch aandacht voor bijwerkingen van geneesmiddelen en besteedt The Lancet in een redactioneel commentaar aandacht aan de vraag hoe de geneesmiddelenbewaking te verbeteren.14 Zelf schreef Meyler in het voorwoord bij de eerste druk van zijn boek: ‘Laat men ons vooral goed begrijpen; het ligt niet in onze bedoeling het gebruik van welk geneesmiddel uit ons arsenaal ook, te ontraden. Het tegendeel is waar. Men zal een geneesmiddel beter kunnen gebruiken als men naast de voordelen ook de nadelen daarvan kent’.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Literatuur
  1. Meyler L. Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen.Amsterdam: Elsevier; 1951.

  2. Grootheest AC van, Edwards IR. Labelling and ‘DearDoctor’ letters: are they non-committal? Drug Saf2002;25:1051-5.

  3. Routledge P. 150 years of pharmacovigilance. Lancet1998;351:1200-1.

  4. McBride WG. Thalidomide and congenital abnormalities.Lancet 1961;ii:1358.

  5. Taussig HB. A study of the German outbreak of phocomelia.The thalidomide syndrome. JAMA 1962;180:1106-14.

  6. Sjöstrom HM, Nilsson R. Thalidomide and the power ofthe drug companies. Harmondsworth: Penguin; 1972.

  7. Doeveren W van. Sermo academicus de remedio morbo, sive demalis, quae hominibus a remediis, sanandi causa adhibitis, saepenumeroaccidere solent. Manuscript in Universiteitsbibliotheek. Amsterdam:Universiteit van Amsterdam; 1779.

  8. Zwaag P van der. Wouter van Doeveren, leven en werken vaneen 18e-eeuws hoogleraar in de geneeskunde. Assen: Van Gorcum;1970.

  9. Broekmans AW, Lekkerkerker JFF, Koning GHP de, Vree PH.Nieuwe regels voor het melden van bijwerkingen in Nederland na 1995.Ned Tijdschr Geneesk1996;140:1166-7.

  10. Meyler L. Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen.Assen: Van Gorcum; 1956.

  11. Meyler L. Waarom klinische farmacologie inaugurelerede Universiteit Groningen? Leiden: Stafleu; 1969.

  12. Meyler L. Waarom klinische farmacologie?Ned Tijdschr Geneeskd1969;113:1275-9.

  13. Lammers W. In memoriam prof.dr.L.Meyler.Ned Tijdschr Geneeskd1973;117:1522-3.

  14. Improving ADR reporting. Lancet2002;360:1435.

Auteursinformatie

Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, Goudsbloemvallei 7, 5237 MH 's-Hertogenbosch.

Dr.A.C.van Grootheest en prof.dr.M.N.G.Dukes, arts.

(ac.vangrootheest@lareb.nl).

Contact dr.A.C.van Grootheest (ac.vangrootheest@lareb.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.A.
de Ruiter

Middelburg, januari 2004,

In het artikel over wijlen professor Meyler hebben Van Grootheest en Dukes (2003:2526-9) zich, naar het mij toeschijnt, weinig in de situatie van Nederland tussen 1939 en 1950 ingeleefd. Er stonden de medici slechts weinig medicamenten ter beschikking, met name voor ontstekingsremming (salicylaten, pyramidon en dergelijke, maar geen paracetamol of fenylbuzaton), en afgezien van sulfapreparaten geen antibiotica (de film The third man gaat over de schaarste van het nieuwe wondermiddel penicilline) en aanvankelijk geen tuberculostatica. In en na de oorlog bleek er een epidemische toename van tuberculose te bestaan en tal van sanatoria werden opgericht of uitgebreid. De komst van tripeltherapie met para-aminosalicylzuur, isoniazide en streptomycine was een ware doorbraak. Voor patiënten met astma was weinig méér dan epinefrine beschikbaar.

Ik mis in het artikel ten enenmale een zelfs maar vluchtige schets van de situatie rond 1945, toen de onderduikers opdoken (om weinig medeleven te ondervinden).

W.A. de Ruiter
A.C.
van Grootheest

's-hertogenbosch, januari 2004,

Collega De Ruiter vraagt in zijn reactie extra aandacht voor een tweetal thema's, te weten het beperkte arsenaal geneesmiddelen dat rond 1950 beschikbaar was en de sociale situatie in de periode kort na de Tweede Wereldoorlog. Wij schrijven dat er in de betreffende periode vooral oog was voor de positieve aspecten van geneesmiddelen, juist omdat er nieuwe therapeutische mogelijkheden waren voor ziekten die eerder onbehandelbaar waren. Wij noemen daarbij tuberculose. De sociale situatie is ons uiteraard voldoende bekend. Het waren juist de oorlogsomstandigheden die de tuberculose bij Meyler hebben verergerd, waardoor sanatoriumopname noodzakelijk werd. Juist de door De Ruiter genoemde feiten maakten het publiceren door Meyler van het boek Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen bijzonder. Hij werd in zijn tijd dan ook niet door iedereen begrepen toen hij bij al het optimisme over de nieuwe therapeutische mogelijkheden, ook aandacht vroeg voor de schadelijke neveneffecten. Het is tegen de achtergrond die De Ruiter schetst dat de woorden van Meyler in het voorwoord van de eerste druk gelezen dienen te worden: ‘Laat men ons vooral goed begrijpen; het ligt niet in onze bedoeling het gebruik van welk geneesmiddel uit ons arsenaal ook, te ontraden. Het tegendeel is waar. Men zal een geneesmiddel beter kunnen gebruiken als men naast de voordelen ook de nadelen daarvan kent.’

A.C. van Grootheest
M.N.G. Dukes