Samenvatting
In 1951, meer dan tien jaar voor de eerste berichten over ernstige bijwerkingen van thalidomide, verscheen er in Nederland een opmerkelijk boek met Leopold Meyler als auteur: Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen. Dit boek werd een jaar later in het Engels uitgegeven onder de titel ‘Side effects of drugs’. Het opmerkelijke van dit boek is dat het uitkwam in een tijd dat er vooral aandacht was voor de zegeningen die bestaande en nieuwe geneesmiddelen met zich meebrachten. Meyler was internist in Groningen. Hij leed als jood ernstig onder de oorlog. Omdat hij tuberculose opgelopen had, werd hij na de oorlog behandeld in een sanatorium, waar hij het advies kreeg bijwerkingen van geneesmiddelen, zoals beschreven in de literatuur, systematisch te verzamelen. Hoewel er aanvankelijk nogal wat kritiek was op zijn werk, kwam er toenemend waardering. Hij werd in 1968 in Groningen benoemd als de eerste hoogleraar Klinische Farmacologie in Nederland. In zijn eigen tijd was hij een roepende in de woestijn. Was er eerder naar hem geluisterd, dan had de ramp rond thalidomide wellicht niet zo'n enorme omvang gekregen. Zijn werk, dat wordt voortgezet, draagt nog steeds bij aan een veilig geneesmiddelengebruik.
(Geen onderwerp)
Middelburg, januari 2004,
In het artikel over wijlen professor Meyler hebben Van Grootheest en Dukes (2003:2526-9) zich, naar het mij toeschijnt, weinig in de situatie van Nederland tussen 1939 en 1950 ingeleefd. Er stonden de medici slechts weinig medicamenten ter beschikking, met name voor ontstekingsremming (salicylaten, pyramidon en dergelijke, maar geen paracetamol of fenylbuzaton), en afgezien van sulfapreparaten geen antibiotica (de film The third man gaat over de schaarste van het nieuwe wondermiddel penicilline) en aanvankelijk geen tuberculostatica. In en na de oorlog bleek er een epidemische toename van tuberculose te bestaan en tal van sanatoria werden opgericht of uitgebreid. De komst van tripeltherapie met para-aminosalicylzuur, isoniazide en streptomycine was een ware doorbraak. Voor patiënten met astma was weinig méér dan epinefrine beschikbaar.
Ik mis in het artikel ten enenmale een zelfs maar vluchtige schets van de situatie rond 1945, toen de onderduikers opdoken (om weinig medeleven te ondervinden).
(Geen onderwerp)
's-hertogenbosch, januari 2004,
Collega De Ruiter vraagt in zijn reactie extra aandacht voor een tweetal thema's, te weten het beperkte arsenaal geneesmiddelen dat rond 1950 beschikbaar was en de sociale situatie in de periode kort na de Tweede Wereldoorlog. Wij schrijven dat er in de betreffende periode vooral oog was voor de positieve aspecten van geneesmiddelen, juist omdat er nieuwe therapeutische mogelijkheden waren voor ziekten die eerder onbehandelbaar waren. Wij noemen daarbij tuberculose. De sociale situatie is ons uiteraard voldoende bekend. Het waren juist de oorlogsomstandigheden die de tuberculose bij Meyler hebben verergerd, waardoor sanatoriumopname noodzakelijk werd. Juist de door De Ruiter genoemde feiten maakten het publiceren door Meyler van het boek Schadelijke nevenwerkingen van geneesmiddelen bijzonder. Hij werd in zijn tijd dan ook niet door iedereen begrepen toen hij bij al het optimisme over de nieuwe therapeutische mogelijkheden, ook aandacht vroeg voor de schadelijke neveneffecten. Het is tegen de achtergrond die De Ruiter schetst dat de woorden van Meyler in het voorwoord van de eerste druk gelezen dienen te worden: ‘Laat men ons vooral goed begrijpen; het ligt niet in onze bedoeling het gebruik van welk geneesmiddel uit ons arsenaal ook, te ontraden. Het tegendeel is waar. Men zal een geneesmiddel beter kunnen gebruiken als men naast de voordelen ook de nadelen daarvan kent.’