Explosies van virale gastro-enteritis, in het bijzonder door het Norwalk-achtig virus: een onderschat probleem

Opinie
M.P.G. Koopmans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:2401-4
Abstract

Zie ook de artikelen op bl. 2420 en 2436.

Explosies van virale gastro-enteritis worden in toenemende mate vastgesteld. Elders in dit tijdschriftnummer vindt u 2 voorbeelden;1 2 die zijn karakteristiek voor het ziektebeeld dat veroorzaakt wordt door zogenaamde Norwalk-achtige (‘Norwalk-like’) calicivirussen (NLV's), ook wel bekend onder de vroegere naam ‘small round-structured viruses’ (SRSV). NLV's zijn een groep virussen binnen de familie Caliciviridae. Tot dezelfde familie behoren ook de zogenaamde Sapporo-achtige (‘Sapporo-like’) virussen, ook wel bekend als ‘typische’ calicivirussen. De afgelopen jaren is veel bekend geworden over de epidemiologie van NLV's, waarbij duidelijk wordt dat ze als ziekteoorzaak een belangrijkere rol spelen dan lange tijd werd aangenomen.

incidentie van virale gastro-enteritis onderschat

Jaarlijks worden in Nederland naar schatting 4 miljoen personen (283 per 1000 personen) getroffen door gastro-enteritis.3 4 Op basis van een recent afgerond bevolkingsonderzoek is de huidige inschatting dat het merendeel van de infectieuze gastro-enteritiden…

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Laboratorium voor Infectieziektediagnostiek en Perinatale Screening, afd. Virologie, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

Contact Mw.dr.M.P.G.Koopmans, dierenarts-viroloog (marion.koopmans@rivm.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, januari 2003,

Terecht signaleert collega Koopmans (2002:2401-4) dat er niet van uitgegaan mag worden dat de uitslag van de gebruikelijke grensreactie op Escherichia coli een betrouwbare index is voor het vóórkomen van enterale virussen, in het bijzonder norovirussen (voorheen: Norwalk-achtige virussen),1 in voedsel. Dat mag, op ecologische gronden, van deze indexgroep niet verwacht worden: E. coli is, ten principale, aanmerkelijk minder resistent tegen extra-enterale invloeden met een microbicide vermogen dan de virussen waarvan de bacterie de aanwezigheid zou moeten verklikken. Evenmin bestaat er een consistente correlatie met de aanwezigheid – op een gedefinieerd niveau – van Enterococcus spp. in voedsel dat met dergelijke virussen besmet is. Niettemin stelde Buttiaux (Institut Pasteur, Lille) reeds in de jaren vijftig van de vorige eeuw vast dat de combinatie E. coli-Enterococcus spp., wanneer deze werd aangetroffen op een bepaald niveau, fecale besmetting van voedsel redelijk betrouwbaar indiceerde.2 Wij hebben dat later kunnen onderbouwen door specifiek de dominant humaan-fecale stammen van de Enterococcus-groep in het onderzoek te betrekken.3 Met nadruk moet gesteld worden dat weliswaar consistent negatieve resultaten van deze test een redelijke zekerheid verschaffen dat er van fecale, en dus ook van virale, contaminatie geen sprake is, maar dat een positieve uitkomst nooit mag worden geïnterpreteerd als een indicatie voor virale besmetting.

De diagnose ‘fecale besmetting sensu Buttiaux’ is in de dagelijkse praktijk aanmerkelijk vereenvoudigd door de invoering van veelvakkige petrischalen, bij voorkeur van 12 cm diameter, waarmee kwantitatief onderzoek kan worden gedaan naar verschillende indexbacteriën.4 Tweevakkige platen gevuld met MacConkey-agar en kanamycine-esculine-azide-agar3 zijn tegenwoordig commercieel verkrijgbaar. Op het oppervlak van iedere sector wordt 0,05 ml van een voedselmaceraat 1:10 in fysiologische zoutoplossing uitgespateld, waarna bebroeding bij 42°C volgt. Daarbij zijn de platen ingesloten in plastic zakjes om oppervlakte-uitdroging te voorkomen. Vrijwel alle stammen van E. coli, alsook die van Enterococcus spp. van humaan-fecale oorsprong, vormen op de media binnen 18 h duidelijk herkenbare kolonies, respectievelijk lactosepositieve en esculinepositieve. Het zou interessant zijn om in elk geval van een waarschijnlijk door voedsel overgebrachte enterale virose een vermoedelijk betrokken voedselspecimen op deze wijze te onderzoeken.

Voor een ziekenhuislaboratorium heeft deze techniek het bijkomende voordeel dat ze ook toepasbaar is bij poliklinisch onderzoek van vers geloosde midstraalurine-specimina. Wanneer enkele antibioticumschijfjes op beide sectoren worden meebebroed weet de uroloog binnen 18 h de uitslag, heeft hij of zij er een indruk van of er sprake is van bacteriurie en beschikt hij of zij, als bacteriurie aanwezig lijkt te zijn, over een oriënterende typering van de dominerende bacterie en het gevoeligheidspatroon daarvan. Uiteraard kan daarnaast microscopische inspectie van het sediment niet gemist worden; zo nodig dient conventioneel uitvoerig urineonderzoek plaats te vinden.

D.A.A. Mossel
C.B. Struijk
Literatuur
  1. Mayo MA. A summary of taxonomic changes recently approved by ICTV. Arch Virol 2002;147:1655-63.

  2. Buttiaux R. The value of the association Escherichiae-group D streptococci in the diagnosis of contamination in foods. J Appl Bacteriol 1959;22:153-8.

  3. Mossel DAA, Bijker PGH, Eelderink I. Streptococci of Lancefield groups A, B and D and those of buccal origin in foods: their public health significance, monitoring and control. In: Skinner FA, Quesnel LB, editors. Streptococci. Londen: Academic Press; 1978. p. 315-34.

  4. Mossel DAA, Struijk CB, Zwet WC van der, Heijkers FHM, Dankert J. Duplex (thermotroph-psychrotroph) quadrant plates: convenient, error-avoiding tools for monitoring of HACCP-contained food lines and for epidemiological investigations under conditions of military or other constraints. J Food Prot 1998;61:450-7.