Rivastigmine bij de ziekte van Alzheimer; evaluatie van de eerste ervaringen en van gestructureerde effectmeting

Onderzoek
E. Richard
G.J. Walstra
J. van Campen
E. Vissers
W.A. van Gool
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:24-7
Abstract

Samenvatting

Doel

Evaluatie van de eerste ervaringen met rivastigmine en het gebruik van gestructureerde effectmeting bij de ziekte van Alzheimer.

Opzet

Retrospectief.

Methode

Gegevens werden verzameld van patiënten die in de periode 1 oktober 1998-30 november 1999 wegens de ziekte van Alzheimer behandeld waren met rivastigmine op de polikliniek Geheugenstoornissen bij het Academisch Medisch Centrum of het Slotervaartziekenhuis, beide te Amsterdam. Voor en 6 maanden na aanvang van de behandeling was het beloop van de ziekte geëvalueerd met klinimetrische schalen die betrekking hebben op cognitieve functies, gedragsstoornissen en ADL-activiteiten. Een behandelresultaat werd gunstig genoemd als het overeenkwam met een ziektebeloop dat bij minder dan 10 onbehandelde Alzheimer-patiënten voorkomt.

Resultaten

In de onderzoeksperiode waren 53 patiënten behandeld, 36 vrouwen en 17 mannen, met een gemiddelde leeftijd van 77 jaar (uitersten: 57-89). Van 4 patiënten waren follow-upgegevens niet compleet. Van de overige patiënten hadden 27 (55; 95-BI: 40-69) de medicatie in de eerste 6 maanden gestaakt, meestal op grond van gastro-intestinale bijwerkingen. Van de andere 22 patiënten (45; 31-60) continueerden na 6 maanden 18 de behandeling (18/49 = 37; 23-52) terwijl bij 3 van hen het ziektebeloop gunstig was (3/49 = 6; 1-17).

Conclusie

In de dagelijkse praktijk verdroeg meer dan de helft van de patiënten rivastigmine niet. Gestructureerde effectmeting was bij deze populatie goed haalbaar. Een klein deel van de patiënten leek baat te hebben bij rivastigmine.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Afd. Neurologie: E.Richard, co-assistent; dr.G.J.Walstra en prof.dr. W.A.van Gool, neurologen.

Slotervaartziekenhuis, Amsterdam.

Afd. Geriatrie: J.van Campen, geriater.

Afd. Klinische Neuropsychologie: mw.E.Vissers, klinisch neuropsycholoog.

Contact prof.dr.W.A.van Gool (w.a.vangool@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

C.J.M.
Schölzel-Dorenbos

Doetinchem, januari 2002,

Onlangs publiceerden Richard et al. de eerste ervaringen met gestructureerde effectmeting van behandeling met rivastigmine bij de ziekte van Alzheimer (2002:24-7).

Het evalueren van therapie-effecten bij individuele patiënten is van belang, ook bij het beslissen over voortzetting van de behandeling. Het door Richard et al. beschreven evaluatieschema wordt ook op onze geheugenpolikliniek toegepast. Hoewel de aanzet prijzenswaardig is, is het jammer dat toch alleen gekeken wordt naar cognitie, gedrag en algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Het effect van een behandeling op de kwaliteit van leven is weliswaar (even) moeilijk meetbaar, maar deze meting wordt nu nagelaten, ook bij de verzorger van de patiënt.1-3 De gebruikte klinimetrische tests zijn gemakkelijk toepasbaar (zonder hulp van een neuropsycholoog) en kosten weinig tijd; de vraag is echter of hiermee wel altijd betrouwbaar gemeten wordt wat men wil meten. Bij onze eigen patiëntengroep die met rivastigmine wordt behandeld, bleek dat bij een gelijkblijvende of verbeterde score op de ‘Mini mental state examination’ (MMSE) de score op de ‘Cambridge cognitive examination’ (Camcog) bij 9 patiënten verslechterde.4 Bij 6 patiënten met een verbeterde MMSE-score was de score op de Camcog niet verbeterd. De bevindingen met de Camcog waren beter in overeenstemming met de resultaten van het overig neuropsychologisch onderzoek en de heteroanamnese.

Daarnaast is het van belang afspraken te maken over minimaal te accepteren effectieve dagdoseringen. In onze patiëntenpopulatie (nu evalueerbaar: 47) gebruikt 68% na 6 maanden nog rivastigmine, van wie 78% de maximale dagdosering van 12 mg. Als de patiënt een minimale dagdosering van 6 mg niet verdraagt, wordt medicamenteuze behandeling als suboptimaal beschouwd en gestopt.

In het artikel staat niet vermeld hoe de patiënten verder behandeld worden (dagbehandeling en andere vormen van begeleiding; psychofarmaca bij gedragsproblemen; antidepressiva bij stemmingsstoornissen?). Ook deze vormen van behandeling hebben invloed op de scores op de gebruikte meetschalen. Al met al is behandeling van patiënten (en hun verzorgers) met de ziekte van Alzheimer niet makkelijk, maar wel pluriform en uitdagend. Medicamenteuze behandeling is daar een onderdeel van. Het gestructureerd evalueren hiervan is belangrijk, maar dit moet uitvoerbaar zijn in de dagelijkse praktijk en ook betrouwbaar als er conclusies aan worden verbonden over de verdere behandeling (en vergoeding hiervan). Een begin hiermee is nu in ieder geval gemaakt.

C.J.M. Schölzel-Dorenbos
Literatuur
  1. Olde Rikkert MGM, Jansen RWMM. Cholinesteraseremmers bij de ziekte van Alzheimer: voorlopige aanbevelingen voor de praktijk. [LITREF JAARGANG="1998" PAGINA="2644-5"]Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:2644-5.[/LITREF]

  2. Schölzel-Dorenbos CJM, Jellesma-Eggenkamp MJH. Cholinesteraseremmers bij de ziekte van Alzheimer: voorlopige aanbevelingen voor de praktijk. [LITREF JAARGANG="1999" DEEL="1" PAGINA="122-3" VOLGNR="2"]Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:122-3.[/LITREF]

  3. Schölzel-Dorenbos CJM. Meting van kwaliteit van leven bij patiënten met dementie van het Alzheimertype en hun verzorgers: Schedule for the Evaluation of Individual Quality of Life (SEIQoL).Tijdschr Gerontol Geriatr 2000;31:23-6.

  4. Derix MMA, Hofstede AB, Teunisse S, Hijdra A, Walstra GJM, Weinstein HC, et al. CAMDEX-N: de Nederlandse versie van de Cambridge Examination for Mental Disorders of the Elderly met geautomatiseerde dataverwerking. Tijdschr Gerontol Geriatr 1991; 22:143-50.