Samenvatting
- Het bepalen van het tempo waarmee digitalisering van radiologische afdelingen moet plaatsvinden, is een controversiële zaak.
- Een belangrijk deel van de radiologische beeldinformatie wordt nog steeds verkregen met de film-schermcombinatie (de röntgenfoto) met alle bekende beperkingen die deze werkwijze met zich meebrengt.
- Het belang van beeldinformatie in de zorg blijft toenemen voor zowel radiologen als verwijzende specialisten, en voortdurende ontwikkelingen in de informatietechnologie maken integratie van beeldinformatie en elektronisch patiëntendossier mogelijk.
- De zorg kan alleen dan effectiever en efficiënter worden wanneer de juiste informatie op het juiste moment op de juiste plaats aanwezig is, een vereiste waaraan de conventionele werkwijze met foto's die fysiek moeten worden verplaatst nauwelijks kan voldoen.
- Een volgende wens is het integreren van de informatie verkregen met nucleaire geneeskunde, pathologie en endoscopie, en uiteindelijk alle voor de individuele patiëntenzorg relevante informatie; deze is nu nog binnen alleenstaande datasystemen zeer moeilijk te benaderen.
- De overgang van een conventioneel naar een digitaal systeem is complex en gaat gepaard met een overgang van een data- naar een procesgeoriënteerd systeem.
- Er wordt al jaren gewerkt aan de integratie van informatiesystemen en de ontwikkeling van digitale systemen binnen de radiologie, waarbij thans een dermate goede prestatie mogelijk is dat vele ziekenhuizen zich op deze digitalisering aan het oriënteren zijn dan wel onderdelen reeds implementeren.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, september 2001,
Het artikel van Den Heeten en Barneveld Binkhuysen (2001:1632-7) biedt een fraai overzicht van de stand van de ziekenhuisdigitalisering in Nederland. Hun mening dat de digitalisering in de ziekenhuizen niet uitsluitend een zaak is van de radiologische afdelingen, is helder onderbouwd. Digitalisering is onvermijdelijk, zo is ook duidelijk, ofschoon inderdaad het management lijkt te aarzelen met de implementatie ervan, waarschijnlijk omdat, naast een menselijk (deels) te begrijpen weerstand tegen veranderingen in het algemeen, met name de financiële gevolgen (nog) niet volledig duidelijk zijn. Daarbij komt dat men in de meeste ziekenhuizen weliswaar wel met de invoering van de informatietechnologie is begonnen, maar dat de toepassing van een ‘picture archiving and communication system’ (PACS) met alle gevolgen van dien meestal niet tijdig werd voorzien. Daardoor is met name ook de capaciteit van de infrastructuur (netwerken) meestal onvoldoende. Het zou ideaal zijn als digitalisering kon worden ingevoerd tijdens nieuw- of verbouwprojecten, maar in de praktijk zijn er betrekkelijk weinig van zulke plannen in gang.
Het zal dan ook van belang zijn een model te ontwikkelen voor een stapsgewijze invoering van digitale beeld- en informatietechnologie in bestaande ziekenhuizen, op voorwaarde natuurlijk dat directies/raden van bestuur en medische staven overtuigd kunnen worden van de voordelen ervan.
Een globaal werkmodel zou dan kunnen zijn:
(1) De oprichting van een werkgroep digitalisering met participatie van informatici, clinici en dienstverlenende disciplines, onder wie radiologen. Deze werkgroep zal het project moeten gaan leiden en begeleiden.
(2) De aanstelling van een coördinator, die verantwoordelijk is voor de uitvoering.
(3) Oriëntatie op de markt door de leden van de werkgroep, inclusief de coördinator.
(4) De opstelling van een programma van eisen voor de situatie van dat specifieke ziekenhuis.
(5) Na toelichting door een aantal potentiële leveranciers wordt door projectgroep en coördinator een keuze uit hen gemaakt met de bedoeling te komen tot een samenwerking bij de implementatie. Immers, het gaat hier niet uitsluitend om een verkoopsituatie, maar om het bereiken van een win-winsituatie. De industrie zal dan ook bereid moeten zijn deze rol te vervullen.
(6) En vervolgens de inrichting van een realistisch stappenplan, inclusief een tijd- en geldbalk, om de gestelde doelen te bereiken.
In het algemeen kan een dergelijk project worden gestart met een pilootfase, inderdaad met bijvoorbeeld een intensive-care-eenheid, een eerstehulp- of een mamma-polikliniek. Daaruit zal veel te leren vallen over de onvermijdelijke kinderziekten, de haalbaarheid en andere problemen die zich ongetwijfeld zullen voordoen. In zo'n plan zullen ook duidelijke financiële afspraken met de leverancier moeten worden gemaakt.
Naar veler oordeel kan aldus het ‘praatstadium’, waarin wij nu veelal blijven steken, worden beëindigd en metterdaad begonnen worden met een digitalisering-meerjarenproject, afgestemd op de specifieke situaties en behoeften van enig ziekenhuis.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, september 2001,
Collega Ruijs bepleit concrete stappen om de automatisering binnen ziekenhuizen te bespoedigen. Zoals recentelijk uit een enquête is gebleken, is het niveau van ziekenhuis automatisering sterk wisselend.1 Zo heeft maar 53% van de medische specialisten op hun werk direct toegang tot internet, en slechts 42% heeft een eigen pc. Als wij dergelijke cijfers lezen, kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat hier wellicht wat meer regie nodig is. Niet alleen specialisten kunnen een actievere houding aannemen, maar ook de directies. Gezien de potentiële winst die op vrijwel alle gebieden (medisch inhoudelijk, kwalitatief en economisch) te halen is door intelligente automatisering, kunnen maatregelen naar onze mening niet uitblijven. Zoals uit ons artikel moge blijken, bepleiten wij hierbij geen centraal model, maar naar onze mening is hier wel een taak voor bijvoorbeeld een ‘Inspecteur voor automatiseringsvoortgang’ die op ziekenhuisniveau controleert of er een plan, een infrastructuur en voortgang zijn. Het werkmodel van Ruijs kan daarbij van pas komen.
Ham WGJM van der, Nieuwenhuizen R van. Een ondergeschoven kind. Zorgsector investeert te weinig in ICT. Med Contact 2001;56:1106-8.