Onverklaarde niet-cardiale pijn op de borst: prevalentie en natuurlijk beloop

Onderzoek
A.S. van Peski-Oosterbaan
Ph. Spinhoven
G.C.L. Koch
A.J.W. van der Does
I. Padmos
A.V.G. Bruschke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2468-72
Abstract

Samenvatting

Doel

(a) Het vergelijken van de prevalentie en het natuurlijk beloop van onverklaarde klachten van pijn op de borst met resultaten gevonden in buitenlandse literatuur; (b) het zo mogelijk vaststellen van voorspellende biografische of medische statusvariabelen voor het voortbestaan van de onverklaarde klachten van pijn op de borst.

Opzet

Retrospectief statusonderzoek.

Plaats

Leids Universitair Medisch Centrum, Diaconessenhuis Leiden.

Methode

Statussen van patiënten die voor het eerst de polikliniek Cardiologie bezochten in 1992-1995 werden gescreend op de ontslagdiagnose ‘onverklaarde klachten van pijn op de borst’. Patiënten werden met een vragenlijst benaderd over frequentie, intensiteit, belemmeringen en medische consumptie met betrekking tot hun onverklaarde klachten van pijn op de borst.

Resultaten

Bij 39,8 van de patiënten (1053/2648) werd geen verklaring voor de klachten gevonden. Na 12 en 24 maanden bestonden bij respectievelijk 72 en 56 van de patiënten nog klachten. Ruim 37 ervoer belemmeringen bij dagelijkse activiteiten op het moment van het onderzoek. Sekse en duur van de klacht voorafgaande aan het eerste bezoek aan de cardioloog waren voorspellende variabelen voor het voortbestaan van de klacht. Van de patiënten bezocht 31 nogmaals de huisarts na ontslag door de cardioloog.

Conclusie

Onverklaarde klachten van pijn op de borst komen veel voor bij patiënten op een polikliniek Cardiologie en zijn vaak chronisch. De huidige resultaten komen grotendeels overeen met die in de buitenlandse literatuur.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, Postbus 1251, 2340 BG Oegstgeest.

Afd. Psychiatrie: mw.A.S.van Peski-Oosterbaan; mw.G.C.L.Koch, medisch student; dr.A.J.W.van der Does, psycholoog.

Afd. Cardiologie: prof.dr.A.V.G.Bruschke, cardioloog.

Rijksuniversiteit, faculteit der Sociale Wetenschappen, Leiden.

Prof.dr.Ph.Spinhoven, psycholoog.

Diaconessenhuis, afd. Cardiologie, Leiden.

I.Padmos, cardioloog.

Contact mw.A.S.van Peski-Oosterbaan

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Spijkenisse, november 1998,

Als huisarts (met een opleiding in de manuele geneeskunde) las ik met belangstelling het artikel van Van Peski-Oosterbaan et al. (1998:2468-72). Ongeveer 2 maal per week zie ik patiënten met pijn op de borst, zonder aanwijzing voor een cardialeof pulmonale oorzaak. De pijn is meestal gelokaliseerd op of rond 1 of meerdere costosternale overgangen. Na manipulatie van het corresponderende costovertebrale gewricht zijn de klachten meestal direct en vrijwel altijd binnen enkele dagen over. Oorzaak van de klachten is een blokkering van het costovertebrale gewricht of een blokkering van de thoracale wervels. De blokkering is meestal ter hoogte van ThIII-IV, ThIV-V of ThV-VI. De betreffende rib is daardoor in zijn beweging beperkt, hetgeen een torsie geeft ter plaatse van de costosternale overgang. Deze blokkering treedt vermoedelijk vaak op en herstelt meestal spontaan, maar als ze blijft bestaan, ontstaan er pijnklachten, die onder andere bekend staan onder de naam ‘syndroom van Tietze’. In uitzonderlijke gevallen kan dit tot klachten van kortademigheid leiden.

Manipulatie van het costovertebrale gewricht is daarbij een therapie, gericht op het opheffen van de oorzaak, die de klachten meestal meteen laat verdwijnen. Steinrucken et al. publiceerden hierover in 1984, met een onderzoek onder 677 patiënten uit een cardiologische kliniek.1 Van de patiënten verbeterde 54% na manuele therapie; dit gold overigens ook voor patiënten met angina pectoris ten gevolge van een cardiale aandoening.

J.J. Nijman
Literatuur
  1. Steinrucken H, Sacker I, Betz P. Untersuchungen über das Costovertebralsyndrom mit pseudoanginöser Symptomatik bei Patienten einer kardiologischen Spezialklinik. Manuele Medizin 1984;22:54-9.

A.J.P.M.
Smout

Utrecht, november 1998,

Het artikel van Van Peski-Oosterbaan et al. verschaft interessante informatie over de prevalentie en het natuurlijk beloop van onverklaarde niet-cardiale pijn op de borst. Merkwaardigerwijs echter maken de auteurs op geen enkele wijze gewag van een mogelijk oesofageale oorzaak van de klachten. Uit tal van onderzoeken is bekend dat bij 30 tot 60% van de patiënten met niet-cardiale pijn op de borst een slokdarmafwijking als oorzaak van de pijn kan worden aangetoond.1-6 Meestal gaat het hierbij om pijn veroorzaakt door gastro-oesofageale reflux. Bij een kleiner deel der patiënten kunnen stoornissen in de motoriek van de slokdarm (spasmen) als oorzaak van de pijn worden aangetoond. Voor de identificatie van een slokdarmoorzaak voor niet-cardiale pijn is 24-uurs-pH- en -drukregistratie van de slokdarm de meest aangewezen techniek.1-6 Bij het onderscheiden tussen een cardiale en een oesofageale oorzaak van de pijn schiet de anamnese opvallend vaak te kort, zowel wanneer deze door een cardioloog als door een gastro-enteroloog wordt afgenomen.6 Vooral wanneer de klachten veroorzaakt worden door gastro-oesofageale reflux, zijn deze goed te behandelen.

Hoewel ik aanneem dat de auteurs zich van deze feiten bewust zijn en dat bij een groot deel van de door hen onderzochte patiënten ook daadwerkelijk door een internist of gastro-enteroloog naar oesofageale oorzaken werd gezocht, maakt het artikel hier op geen enkele wijze gewag van. Ook in de beschouwing wordt over een eventuele oesofageale origine van de klachten niet gesproken. Dit is te betreuren, omdat de lezers van dit tijdschrift hierdoor een nodeloos negatief beeld van niet-cardiale pijn op de borst zouden kunnen krijgen en zij hun patiënten met dergelijke klachten nuttige diagnostiek en effectieve therapie zouden kunnen onthouden.

A.J.P.M. Smout
Literatuur
  1. Janssens J, Vantrappen G, Ghillebert G. 24-hour recording of esophageal pressure and pH in patients with noncardiac chest pain. Gastroenterology 1986;90:1978-84.

  2. Vantrappen G, Janssens J, Ghillebert G. The irritable oesophagus - a frequent cause of angina-like pain. Lancet 1987;i:1232-4.

  3. Peters L, Maas L, Petty D, Dalton C, Penner D, Wu W, et al. Spontaneous noncardiac chest pain. Evaluation by 24-hour ambulatory esophageal motility and pH monitoring. Gastroenterology 1988;94:878-86.

  4. Breumelhof R, Nadorp JHSM, Akkermans LMA, Smout AJPM. Analysis of 24-hour esophageal pressure and pH data in unselected patients with noncardiac chest pain. Gastroenterology 1990;99:1257-64.

  5. Lam H, Dekker W, Kan G, Breedijk M, Smout AJPM. Acute noncardiac chest pain in a coronary care unit: evaluation by 24-hour pressure and pH recording of the esophagus. Gastroenterology 1982;102:453-60.

  6. Voskuil JH, Cramer MJ, Breumelhof R, Timmer R, Smout AJPM. Prevalence of esophageal disorders in patients with chest pain newly referred to the cardiologist. Chest 1996;109:1210-4.

A.S.
van Peski-Oosterbaan

Leiden, december 1998,

Ik dank collega Smout voor zijn reactie op ons artikel. De patiënten zijn ook onderzocht op de aanwezigheid van een andere somatische aandoening voor hun klachten. Het door collega Smout voorgestelde onderzoek hoorde niet bij onze vraagstelling, te weten: hoe vergaat het patiënten bij wie door de cardioloog geen verklaring voor hun klachten kon worden gevonden?

A.S. van Peski-Oosterbaan
M.P.
Carpentier Alting

Bosch en Duin, januari 1999,

Als plastisch chirurg met belangstelling voor de behandeling van pijn heb ik met interesse het artikel van Van Peski-Oosterbaan et al. (1998:2468-72) gelezen. Vanuit mijn ervaringen met de handchirurgie (en later ook met andere gebieden van het lichaam) wil ik wijzen op een behandelbaar pijnsyndroom dat ook precordiaal kan voorkomen. Het betreft een in Nederland door weinigen gekend myofasciaal pijnsyndroom, dat elders in de wereld goed bekend is. Op Internet verschijnen ongeveer 700.000 verwijzingen. Ookis er een goed leesbaar tweedelig boek over geschreven door Travell en Simons.1

Een myofasciaal pijnsyndroom vindt zijn oorzaak in een spierspasme, dat ontstaat op basis van pijn, stress, afkoeling en vermoeidheid. Van het spierspasme merkt de patiënt nauwelijks iets, maar hij heeft invaliderend veel last van een hyperpathie van de huid en eventueel de onderliggende structuren. Elke spier in het lichaam kan een dergelijk spasme vertonen, waarbij elke spier een eigen specifiek, overigens elders gelegen, hyperpathisch huidareaal heeft.

Menigeen vindt deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Toch behandel ik mijn patiënten met deze afwijking op louter objectieve criteria: een spasme is palpabel als duidelijk vaster dan de omgeving of de contralaterale zijde; een spasme geeft een duidelijke rekbeperking, hetgeen aan de gewrichtsuitslagen meetbaar is; bij lokale injectie van een anaestheticum in de spastische spier voelt de introductie van de naald duidelijk anders dan in normaal spierweefsel; een spastische spier kan echografisch van de andere spieren worden onderscheiden.

De behandeling van het spasme, bijvoorbeeld door de injectie van een lokaal anaestheticum in de spier, doet de pijn binnen enkele minuten verdwijnen en heft ook de bewegingsbeperking op. Vaak zijn herhaalde injecties noodzakelijk.

Veel collega's stellen zich kritisch op ten opzichte van de beschreven ideeën over myofasciale pijn, tot één van hun patiënten effectief op deze wijze gediagnosticeerd en behandeld wordt.

Precordiale pijn kan worden veroorzaakt door een spasme van de M. pectoralis major of de M. obliquus externus abdominus.1 Wellicht kan op basis van de kennis over myofasciale pijn een stukje van de pijnpuzzel verder worden verklaard.

M.P. Carpentier Alting
Literatuur
  1. Travell JG, Simons DG. Myofascial pain and dysfunction, the triggerpoint manual. Baltimore: Williams & Wilkins; 1983.