Rectificatie
In onze klinische les met bovenstaande titel (1998; 142:2129-32) staat in figuur 1 op bl. 2130 een CT-scan afgebeeld. De strekking van de les is echter dat bij de besproken kankerpatiënten (met pijn in rug of been) MRI-onderzoek van de lumbosacrale wervelkolom het onderzoek van keuze is. Bij de betrokken patiënte werd de diagnose inderdaad gesteld op basis van een MRI-scan; de afgebeelde CT-scan werd in een later stadium vervaardigd. De navolgende figuur geeft de MRI-scan.
Pain in a leg in cancer patients
In figure 1 of this article (1998;142:2129-32) a CT scan is displayed (page 2130). However, the message of the article is that in cancer patients with pain in the back or a leg MRI of the lumbosacral spine is the preferred examination method. In this particular patient the diagnosis was made on an MRI scan; the CT scan was obtained later on. The accompanying figure is the MRI scan.
Dames en Heren,
Rugpijn, die al of niet gepaard gaat met uitstraling in het been, is een frequent voorkomende klacht. Dikwijls kan worden volstaan met het voorschrijven van analgetica, eventueel in combinatie met bedrust. Meestal nemen de klachten na verloop van tijd in ernst af en een zekere terughoudendheid bij het verwijzen naar een specialist is op haar plaats. Echter, bij krachtsvermindering, mictiestoornissen, sensibiliteitsstoornissen in het rijbroekgebied of bij alleen pijn bij een patiënt die bekend is met een maligniteit, is spoedige verwijzing wél gewenst. Ter illustratie volgen twee ziektegeschiedenissen.
Patiënt A, een 65-jarige onderwijzeres, kreeg pijn laag in de rug en rechter bil met uitstraling naar de hiel en de voetzool. Op röntgenfoto's van de lumbale wervelkolom, aangevraagd door de huisarts, waren geen afwijkingen te zien. Vijf maanden later ontstond krachtverlies. Patiënte kon niet meer op de tenen lopen. Hierop werd zij via onze polikliniek opgenomen. De voorgeschiedenis vermeldde…
(Geen onderwerp)
Groningen, oktober 1998,
De boodschap van de klinische les van Koot en Portegies is duidelijk: een snelle neurologische evaluatie is noodzakelijk wanneer een patiënt met een maligniteit zich met rugklachten meldt (1998:2129-32). Naar aanleiding van de eerste casus willen wij de aandacht vestigen op een andere behandelingsmogelijkheid, die in onze ervaring succesvoller is dan de in het artikel genoemde behandelinggstrategieën.
Bij botmetastasen van een gedifferentieerd schildkliercarcinoom is de prognose slecht. De 10-jaarsoverleving, die zonder metastasen 80-90% bedraagt,1 wordt met botmetastasen geschat op minder dan 25%.2 Bij botmetastasen die 131I opnemen, kan soms een curatief resultaat worden gezien, maar veelal zal slechts sprake zijn van een (soms langdurig) palliatief effect. 3 Retrospectief hebben patiënten met kleine botmetastasen die 131I opnemen een langere overleving. 4 Chirurgisch ingrijpen kan om neurologische of orthopedische redenen noodzakelijk zijn, maar is vrijwel altijd palliatief in opzet. Gedifferentieerd schildkliercarcinoom is over het algemeen weinig gevoelig voor radiotherapie. In geval van botmetastasen kan radiotherapie zinvol zijn voor pijnbestrijding, maar dit leidt zelden tot snelle tumorregressie.
Een alternatieve behandeling waar in onze centra de afgelopen jaren ervaring mee is opgedaan, is de embolisatie. Deze reeds veel toegepaste therapie bij de behandeling van hypervasculaire tumoren zoals reusceltumoren en niercelcarcinomen wordt in toenemende mate gebruikt voor de behandeling van botmetastasen om pijn en tumorgroei tegen te gaan.5 De publicaties over deze therapie bij de behandeling van gedifferentieerd schildkliercarcinoom zijn nog beperkt, maar tonen positieve resultaten.6 7 In onze centra kan met embolisatie van wervelmetastasen van gedifferentieerd schildkliercarcinoom veelal een snelle tumorregressie bereikt worden, die gepaard gaat met een verbetering van neurologische verschijnselen, ook bij patiënten bij wie andere therapiemodaliteiten nauwelijks verbetering gaven.
Schlumberger MJ. Papillary and follicular thyroid carcinoma. N Engl J Med 1998;338:297-306.
Marcocci C, Pacini F, Elisei R, Schipani E, Ceccarelli C, Miccoli P, et al. Clinical and biologic behavior of bone metastases from differentiated thyroid carcinoma. Surgery 1989;186:960-6.
Pelikan DMV, Lion HL, Hermans J, Goslings BM. The role of radioactive iodine in the treatment of advanced differentiated thyroid carcinoma. Clin Endocrinol (Oxf) 1997;47:713-20.
Schlumberger MJ, Tubiana M, De Vathaire F, Hill C, Gardet P, Travagli JP, et al. Long-term results of treatment of 283 patients with lung and bone metastases from differentiated thyroid carcinoma. J Clin Endocrinol Metab 1986;63:960-7.
Barton PP, Waneck RE, Karnel FJ, Ritschl P, Kramer J, Lechner GL. Embolization of bone metastases. J Vasc Interv Radiol 1996;7:81-8.
Leger AF. Métastases à distance des cancers thyroïdiens différenciés. Diagnostic par l'iode 131 (I 131) et traitement. Ann Endocrinol (Paris) 1995;56:205-8.
Goslings BM, Vielvoye GJ. Embolization in combination with I-131 therapy in spinal metastases of follicular thyroid carcinoma. J Endocrinol Invest 1996;19(Suppl 6):32.