Inhalatietherapie bij kinderen jonger dan 2 jaar. I. Van theorie naar praktijk

Klinische praktijk
R.W. Griffioen
F.H.C. de Jongh
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1484-8
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Effectief inhaleren van medicamenten gaat ook bij kleine kinderen (tot 2 jaar) vaak sneller, eenvoudiger, goedkoper en beter als dosisaërosolen met kleine antistatische (metalen) inhalatiekamers worden gebruikt. Dit geldt tevens bij kleine kinderen met een flinke bronchusobstructie. De inhalatiekamer moet een kleine dode ruimte hebben en goed werkende kleppen met een geringe openingsweerstand.

De effectieve dosis voor kleine kinderen kan men vergroten door meerdere keren dosis voor dosis te geven en de hoogste dosis per spray te kiezen die beschikbaar is.

Belangrijke factoren die de longdepositie bepalen bij kleine kinderen zijn de ademfrequentie, het teugvolume, de moeilijk bepaalbare mate van bronchusobstructie en ook neusverstopping, wegens de hoofdzakelijk transnasale inhalatie.

Indien goed mediceren met een kleine inhalatiekamer niet werkt, kan men overwegen direct systemische therapie (bijvoorbeeld een corticosteroïd) te geven of het ademen te ondersteunen in plaats van alsnog verneveling te proberen. Er is uitzicht op een verdere verbetering van de klinisch effectieve depositie door inhalatie van medicamenten in hydrofluoroalkanen(HFA)-aërosolen, die de chloorfluorkoolwaterstof(CFK)-aërosolen gaan vervangen.

artikel

Zie ook de artikelen op bl. 1488 en 1501.

Inhalatietherapie wordt veel toegepast bij patiënten met bronchusklachten. Men beoogt hiermee medicamenten in hoge concentratie in de bronchi te krijgen, terwijl de totale dosis voor het lichaam klein blijft. Inhaleren krijgt ook in dit tijdschrift veel aandacht als therapie voor volwassenen,1-3 of voor kinderen.4-9 De Haan en De Vries behandelden het onderwerp recentelijk in het Geneesmiddelenbulletin.10

Bij de inhalatie van medicijnen door kleine kinderen met bronchusklachten ontmoet of veronderstelt men problemen. Deze berusten vooral op het feit dat het kleine kind niet op commando diep door de mond zal inademen en daarna ook niet 10 seconden de adem zal inhouden, wat gebruikelijke voorwaarden zijn voor het verkrijgen van een goede bronchiale depositie.11 Ook wordt vaak gesteld dat de depositie in de longen van kleine kinderen te gering is voor klinische effectiviteit.

Door na te gaan wat thans bekend is over respiratoire eigenschappen bij kleine kinderen in dit artikel richten wij ons op pasgeborenen tot kinderen van 2 jaar oud beredeneren wij welke mogelijkheden en beperkingen er zijn wat betreft het toepassen van inhalatietherapie. Beoogd wordt aan te geven hoe men voor de individuele patiënt tot een optimale keuze kan komen.

technische en fysische aspecten van aërosolen

Aërosolen zijn wolken van deeltjes waarvan de grootte in het algemeen varieert van 0,1 ?m tot 10-20 ?m (1 ?m = 0,001 mm). De aërosol wordt gekarakteriseerd door zijn ‘mass median aerodynamic diameter’ (MMAD) en door de spreiding van de deeltjes naar gewicht (figuur 1). Per definitie is de MMAD die diameter waarbij de helft van de gewichtsmassa van het medicament uit deeltjes bestaat die kleiner zijn dan die diameter.

De afmeting van een deeltje bepaalt met zijn soortelijk gewicht de massa van het deeltje. De plaats waar aërosoldeeltjes neerslaan in de longen wordt bepaald door de krachten die op de deeltjes werken en de (patho)fysiologische ademmechanische eigenschappen van de luchtwegen van de persoon (daarbij speelt een rol of deze gezond is of lijdt aan bronchitis, emfyseem, ernstige kyfoscoliose et cetera). De krachten hangen voornamelijk af van de grootte en de lading van de deeltjes en de luchtstroomsnelheid.

Een zwaar deeltje (8 ?m of groter) zal door zijn gewicht bij een kromming van de luchtwegen (meestal al in de neus of de keel) ‘uit de bocht vliegen’ en neerslaan. Lichtere deeltjes (1-5 ?m) volgen de luchtstroom wél door de neus en keel heen en komen dieper in de kleine luchtwegen, waar ze voornamelijk door de zwaartekracht neerslaan. Diffusie door de Brown-bewegingen van deeltjes zorgt ervoor dat ook in de kleinste luchtwegen en alveoli de allerkleinste deeltjes kunnen neerslaan. De allerkleinste deeltjes (

Deeltjes hebben meestal een elektrische lading en ondergaan daardoor krachten van statische elektriciteit. De invloed van elektrostatische krachten op een bepaald deeltje hangt sterk af van het gewicht van dat deeltje. Een deeltje van 10 ?m is 1000 maal zo zwaar als een deeltje van 1 ?m. De kans op neerslaan van een deeltje van 10 ?m wordt nauwelijks beïnvloed door zijn elektrische lading, maar wordt voornamelijk bepaald door zijn massa. Het gedrag van een deeltje van 1 ?m daarentegen zal meer worden bepaald door zijn elektrische lading dan door zijn massa. In de luchtwegen wordt de elektrische lading geneutraliseerd door de aanwezige waterdamp. Hygroscopie waarbij water uit de lucht wordt opgenomen of door verdamping eraan wordt afgestaan kan ervoor zorgen dat een ‘te klein’ deeltje toeneemt in grootte of dat een ‘te groot’ deeltje kleiner wordt en alsnog goed terechtkomt. Deze effecten zijn echter veelal te verwaarlozen.

De fijne deeltjes vormen de respirabele fractie. Deze is meestal gedefinieerd als de fractie met die deeltjes die in het beoogde doelgebied terechtkomen. Voor volwassenen zijn dit deeltjes met een grootte tussen 1 en 5 ?m. Bij kleine kinderen worden voor de respirabele fractie deeltjes tussen 1 en 3 ?m aangegeven. Conventionele dosisaërosolen met drijfgassen die chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's) bevatten, hebben veelal een deeltjesgrootteverdeling waarbij 10-20 van de dosis van het medicament in de respirabele fractie van 1-5 ?m zit. Een betere deeltjesgrootteverdeling, dat wil zeggen met relatief meer deeltjes van 1-5 ?m, wordt geleverd door de recentelijk geïntroduceerde milieuvriendelijkere hydrofluoroalkanen(HFA)-aërosolen, die geen CFK's bevatten. In vergelijkende onderzoeken bij volwassenen werd vastgesteld dat wanneer de dosering van HFA-aërosolen de helft bedroeg van die van CFK-aërosolen, dezelfde klinische effectiviteit werd verkregen.1213

dosisaërosolen en inhalatiekamers

Aërosolen kunnen worden gegenereerd door vernevelaars, drogepoederinhalatoren of dosisaërosolen (ook wel ‘spuitbusjes’ of ‘doseerverstuivers’ genoemd). De laatste bevatten veelal nog CFK's, maar deze worden in de komende jaren wegens milieuaspecten vervangen door HFA-aërosolen.

Wanneer men op een CFK-dosisaërosol drukt, komt via het doseerventiel meestal 50 ?l vloeibaar drijfgasmengsel vrij met een snelheid van 30 m/s. Binnen 0,1 s na dit ‘afvuren’ verdampt de aërosol tot 1000 keer zijn oorspronkelijke volume: als de geest uit de fles. Omdat niemand zo snel een aërosol kan inademen, komt een deel in de buitenlucht terecht en is er een grote orofaryngeale depositie die bijdraagt tot de systemische (bij)werkingen. Bij kleine kinderen is de afstand tussen de spray en de keel korter dan bij volwassenen, wat bij hen fractioneel de orofaryngeale depositie vergroot. Wanneer er een slechte coördinatie is tussen afvuren en inhaleren komt niets in de longen terecht. Bij optimale coördinatie komt hoogstens 20 van de dosis van het medicament in het doelgebied. Het is daarom noodzakelijk de aërosol in een kamer met kleppen (de zogenaamde inhalatiekamer) op te vangen, waaruit hij daarna rustig kan worden geïnhaleerd. De grote deeltjes schieten in die kamer tegen de wand of komen door een klep naar buiten, tenzij men die dichthoudt. Aangenomen mag worden dat naarmate de inhalatiekamer kleiner is, een groter deel van de spray tussen de houder en het busje achterwaarts verloren kan raken na het afvuren. De kleine nuttige deeltjes blijven in de inhalatiekamer zweven, alhoewel ze snel afnemen in aantal binnen 20 s na het afvuren.

De deeltjes hebben meestal een elektrische lading (figuur 2) en zullen in het veld van bijvoorbeeld de elektrostatisch geladen binnenwand van een inhalatiekamer van plastic of polycarbonaat, afhankelijk van hun lading, worden aangetrokken of afgestoten. De neerslag op de wand neemt toe met de tijd en bij bewegen van de inhalatiekamer. Na 30 s zit alles op de wand vast en is inhaleren feitelijk zinloos.14 Eerst moet een nieuwe dosis worden afgevuurd, die men zonder dralen rustig dient te inhaleren. Een effectieve dure maatregel tegen statische elektriciteit is het neutraliseren van de binnenwand van de plastic inhalatiekamer door afhankelijk van de grootte van de inhalatiekamer van tevoren 10-20 keer te sprayen (‘primen’). Wat niet helpt, is een inhalatiekamer van plastic of polycarbonaat met natte handen vasthouden tijdens gebruik, want zo'n kamer geleidt niet. Wel is het aan te raden om na het wassen van de inhalatiekamer de binnenwand aan de lucht te laten drogen, omdat droogwrijven statische elektriciteit opwekt. De beste oplossing biedt een inhalatiekamer van een geleidend materiaal, zoals metaal. Bij de metalen Nebuhaler bleek door uitschakeling van de statische elektriciteit 20 s wachten weinig invloed te hebben op de effectiviteit, die ruim 2 keer zo groot was als bij andere inhalatiekamers.1516

Inhalatiekamers hebben kleppen die met geringe weerstand dienen open te gaan, waar men bij gebruik en reiniging aandacht aan dient te schenken. Naarmate de luchtstroomsnelheid lager is, gaan de kleppen moeilijker open. Inhalatiekamers zonder kleppen worden niet meer toegepast. Het is klinisch belangrijk dat een inhalatiekamer ook onder ongunstige omstandigheden goed blijft werken. Uiteraard is er een ondergrens waarbeneden ook de beste inhalatiekamer niet meer werkt. Bij ernstige dyspnoe dient men over te gaan op beademing, omdat men er niet op mag rekenen dat optimaal vernevelen alsnog zou baten. Indien men op een eerder moment dit gevaar klinisch onderkent, dient men met systemische medicatie (vaak een corticosteroïd) te beginnen.

Tenslotte onttrekt de snel verdampende aërosol veel warmte aan de omgeving en koelt de keel snel af. Dit leidt reflexmatig tot stoppen met ademen, terwijl bij pasgeborenen en premature baby's zelfs apnoes mogelijk zijn. Dit ‘cold freon’-effect wordt vermeden door het gebruik van een inhalatiekamer.

inhaleren en het kleine kind

Kleine kinderen ademen ook tijdens benauwdheid met hardnekkige voorkeur door de neus. De natuurlijke functie van de neus is grote partikels uit de inademingslucht te filteren. Bij volwassenen wordt het merendeel van de deeltjes groter dan 10 ?m in de neus onderschept en komt het merendeel van de deeltjes kleiner dan 2 ?m door de neus heen diep in de longen. Of de filterfunctie van de neus bij kleine kinderen anders is dan bij volwassenen is niet bekend. Men mag aannemen dat bij neusverstopping door onder andere verkoudheid haast niets door de neus gaat. Volwassenen gaan dan door de mond ademen en een licht geopende mond kan in zekere mate de filterfunctie van de neus vervangen.17 Bij kleine kinderen is hiernaar onvoldoende onderzoek gedaan, maar bij longfunctieonderzoek naar effecten van medicamenten bij kleine kinderen wordt het transnasaal mediceren van de kleine luchtwegen als een gegeven beschouwd.1819

Bij transnasale inhalatiebehandeling van jonge kinderen kan men onmiskenbaar bronchiale effecten meten. Onderzoeken bij kleine kinderen ook bij patiëntjes met acuut astma tonen de effectiviteit van inhalatiekamers met een masker over de mond en de neus aan, waarbij het ademen door de neus niet als een bezwaar wordt beschouwd.20 Indien de neus verstopt is, kan het zinvoller zijn deze door schoonmaken en (of) door druppelen van een decongestivum doorgankelijk te maken dan intensief oraal inhaleren na te streven.

Modelonderzoeken geven aan dat de orale depositie van deeltjes onafhankelijk van de leeftijd is, terwijl de nasale depositie bij ademen door de neus toeneemt met de leeftijd (J.N.Pritchard, schriftelijke mededeling, 1990). Hierdoor is aannemelijk dat de longdepositie relatief hoog is bij baby's bij het ademen door de neus en bij kinderen ouder dan 5 jaar bij het ademen door de mond. Bij het beoordelen van gunstige werkingen en ongunstige bijwerkingen dient men bij patiënten die transnasaal hun longtherapie krijgen, ook met de mogelijke nasale depositie van medicamenten rekening te houden; deze wordt beperkt door het gebruik van een inhalatiekamer.

Zoals reeds is vermeld is bij het gebruik van een dosisaërosol een inhalatiekamer essentieel. Een inhalatiekamer met een masker of een mondstuk verlengt de ademweg. Een deel van het te inhaleren volume bevat geen aërosol en wordt ‘de dode ruimte’ van het apparaat genoemd. Bij de inademing zal dit volume zonder aërosol (figuur 3) een deel van het teugvolume innemen. De eerste inhalatiekamers met kleppen waren bestemd voor volwassenen. De vorm en grootte werden zo gekozen dat ze de spraywolk zouden omvatten, die vervolgens met één diepe inademing geheel geïnhaleerd zou kunnen worden. Indien een inhalatiekamer van 750 ml een dode ruimte heeft van bijvoorbeeld 25 ml, zal een volwassene met een teugvolume van 500 ml bij inademen van de eerste 25 ml (5 van zijn ademteug) geen aërosoldeeltjes binnenkrijgen. Bij een baby van 3 kg met een teugvolume van 30 ml bevat de eerste 80 van een inademing geen aërosol. Bovendien zal het te lang duren voordat die baby deze inhalatiekamer ‘leeg’ heeft geademd. Bij een zeer diepe ademteug van een volwassene ongeveer 2500 ml is de eerste 25 ml zonder aërosol, daarna volgt 725 ml met aërosol en de overige 1700 ml zal geen aërosol bevatten, maar wel veel bijdragen aan een goede, diepe depositie. Het is deze diepe inademing die men bij kleine kinderen moet missen.

Inmiddels zijn kleine inhalatiekamers beschikbaar gekomen: de Aerochamber (140 ml; Boehringer Ingelheim, Alkmaar), de Babyhaler (330 ml; Glaxo Wellcome, Zeist) en de metalen Nebuhaler (245 ml; Astra, Zoetermeer) (zie figuur 3). De dode ruimte van de Aerochamber ligt buiten de feitelijke inhalatiekamer en is klein, maar ze is tevens afhankelijk van de manier waarop het gezichtje van het kind in het maskertje past. De dode ruimte van de Aerochamber varieert van 20 tot 40 ml. Bij de metalen Nebuhaler hoort een speciaal masker met een extra kleine dode ruimte; die varieert van 5 tot 25 ml. De dode ruimte bij de Babyhaler is groter; het inwendige deel omvat 30 ml, het uitwendige deel van mondstuk en Laerdal-masker (Dräger, Zoetermeer) kan een dode ruimte tot 70 ml extra bieden. De Babyhaler begint effectief te worden bij een teugvolume van 100 ml en meer, hetgeen past bij een kind van 10-14 kg lichaamsgewicht. Zo beschouwd is de Babyhaler voor kleine kinderen minder geschikt dan de andere twee inhalatiekamers.

De respirabele fractie is groter naarmate het teugvolume groter is.21 Bij een klein teugvolume wordt de respirabele fractie groter bij gebruik van een kleine inhalatiekamer met een kleine dode ruimte. Idealiter zou een inhalatiekamer 1-4 maal het teugvolume moeten bedragen.

Benauwde baby's ademen snel, regelmatig en met een kleiner teugvolume om de ademarbeid te beperken; zij hebben daardoor een nog kleinere inhalatiekamer met een zo klein mogelijke dode ruimte nodig. Het teugvolume van kleine kinderen met bronchusobstructie kan men met bronchusverwijders proberen te vergroten.

De effectieve dosis vergroot men door 2 of meer doses toe te dienen, waarbij wel elke dosis apart moet worden geïnhaleerd, omdat meer dan 1 dosis tegelijk inhaleren de effectiviteit sterk doet afnemen; 3 tot 5 doses tegelijk zijn even effectief als 1 dosis per keer.1422 Kennelijk botsen de deeltjes tegen elkaar, worden ze daarbij groter en vallen ze daardoor buiten de respirabele fractie.

Men kan hoger doseren door een hogere dosis per spray te geven. Kraemer et al. toonden aan dat pas met 600 ?g salbutamol per Babyhaler de luchtwegweerstand van kleine kinderen met bronchusobstructie klinisch significant afnam.2324 Hoe kleiner het kind is en (of) hoe groter de luchtwegobstructie is, hoe hoger men de dosis per keer en de totale dosis moet kiezen.

Een grotere effectiviteit kan men verwachten bij de pas geïntroduceerde HFA-aërosolen. Deze omvatten per spray een klein volume (25 ?g in het spuitbusje zet uit tot 25 ml erbuiten) en hebben een grote respirabele fractie (zie figuur 1). Dit is bij volwassenen aangetoond,12 13 en hoewel men theoretisch geen bezwaren kan inbrengen tegen extrapolatie van dergelijke onderzoeksresultaten naar kleine kinderen, is er toch grote behoefte aan bevestiging ervan door middel van onderzoek bij deze groep jonge patiënten. Bovendien blijken aparte onderzoeken nodig te zijn voor elke combinatie van een medicament in aërosolvorm, een inhalatiekamer met masker of mondstuk en een bepaalde patiëntencategorie.25

In de praktijk dient men in ieder geval bij kleine kinderen die men optimale inhalatieomstandigheden aanbiedt (een kleine, metalen inhalatiekamer en een HFA-aërosol) rekening te houden met de dosering, omdat de effectieve depositie in de longen veel groter kan zijn dan tot nu toe is vastgesteld. Ook dienaangaande is vooral bij kleine kinderen meer onderzoek nodig, bijvoorbeeld met radioactieve labeling, die de regionale deposities het best weergeeft. Hier zijn ethische afwegingen aan de orde.25

Thans is salbutamol als HFA-aërosol verkrijgbaar; beclometason komt binnen afzienbare tijd in HFA-vorm beschikbaar. Omdat CFK-aërosolen in de komende jaren zullen verdwijnen, wordt de omschakeling naar HFA-aërosolen een feit. Dit is niet alleen gunstig voor het milieu, maar ook voor de effectiviteit bij inhalatie, omdat de respirabele fractie groter is.

Literatuur
  1. Baas AAF, Hekking PJAM, Schaap C. Dosis-aërosolen;problemen bij de inhalatietechniek.Ned Tijdschr Geneeskd1989;133:1606-8.

  2. Palen J van der, Klein JJ, Kerkhoff AHM. Matige techniekbij het gebruik van inhalatiemedicatie door patiënten met chronischebronchitis/longemfyseem. NedTijdschr Geneeskd 1994;138:1417-22.

  3. Dekhuijzen PNR, Bootsma GP, Herwaarden CLA van. Klinischeeffectiviteit en bijwerkingen van inhalatiecorticosteroïden bij astma.Ned Tijdschr Geneeskd1994;138:1408-13.

  4. Laag J van der, Aalderen WMC van, Duiverman EJ,Essen-Zandvliet EEM van, Nagelkerke AF, Nierop JC van. Astma bij kinderen;consensus van kinderlongartsen over lange-termijnbehandeling. II.Behandeling. Ned Tijdschr Geneeskd1991;135:2319-23.

  5. Kerrebijn KF. Consensus astma bij kinderen.Ned Tijdschr Geneeskd1993;137:1239-46.

  6. Roorda RJ. Inhalatietherapie bij jonge kinderen met astma.Ned Tijdschr Geneeskd1995;139:2548-51.

  7. Struycken VHJ, Tiddens HAWM, Broek ET van den,Dzoljic-Danilovic G, Velden AJCM van der, Jongste JC de. Problemen metgebruik, reiniging en onderhoud van vernevelapparatuur in de thuissituatie.Ned Tijdschr Geneeskd1996;140:654-8.

  8. Brand PLP, Hoekstra MO. Diagnostiek en behandeling vanrecidiverend hoesten en piepen bij kinderen jonger dan 4 jaar.Ned Tijdschr Geneeskd1997;141:464-7.

  9. Nierop JC van, Aalderen WMC van, Brinkhorst G, OosterkampRF, Jongste JC de. Acuut astma bij kinderen; richtlijnen van kinderlongartsenvoor diagnostiek en behandeling. NedTijdschr Geneeskd 1997;141:520-4.

  10. Haan M de, Vries ThPGM de. De medicamenteuze behandelingvan astma bij kinderen. Geneesmiddelenbulletin 1997;31:27-34.

  11. Newman SP. Aerosol deposition considerations ininhalation therapy. Chest 1985;88(2 Suppl):152S-60S.

  12. Davies R, O'Connor B, Donnell D, Stampone P.Pulmonary function in moderately severe asthma controlled at a significantlylower total daily dose of steroid from new CFC-free inhalerabstract. Am J Resp Crit Care Med 1997;155:A666.

  13. Gross G, Chervinsky P, Ramsdell R, Vanden Burgt J. Halvethe daily dose of new CFC-free formulation steroid achieves equivalentpulmonary function in moderate asthma abstract. Am J Resp CritCare Med 1997;155:A666.

  14. Barry PW, O'Callaghan C. The effect of delay,multiple actuations and spacer static charge on the in vitro delivery ofbudesonide from the Nebuhaler. Brit J Clin Pharmacol 1995;40:76-8.

  15. Bisgaard H. A metal aerosol holding chamber devised foryoung children with asthma. Eur Respir J 1995;8:856-60.

  16. Bisgaard H, Anhoj J, Klug B, Berg E. A non-electrostaticspacer for aerosol delivery. Arch Dis Child 1995;73:226-30.

  17. Mygind N. Essential allergy. Londen: Blackwell ScientificPublications, 1986:281-7.

  18. Chua HL, Collis GG, Newbury AM, Chan K, Bower GD, Sly PD,et al. The influence of age on aerosol deposition in children with cysticfibrosis. Eur Respir J 1994;7:2185-91.

  19. Yuksel B, Greenough A. Effect of nebulized salbutamol inpreterm infants during the first year of life. Eur Respir J1991;4:1088-92.

  20. Newhouse MT. Are nebulizers obsolete for administeringasthma medications to infants and children? Pediatr Pulmonol1993;15:271-2.

  21. Barry PW, O'Callaghan C. The output of salbutamolfrom spacer devices abstract. Am J Resp Crit Care Med1997;155:A671.

  22. O'Callaghan C, Lynch J, Cant M, Robertson C.Improvement in sodium cromoglycate delivery from a spacer device by use of anantistatic lining, immediate inhalation, and avoiding multiple actuations ofdrug. Thorax 1993;48:603-6.

  23. Kraemer R, Birrer P, Modelska K, Aebischer CC,Schöni MH. A new baby-spacer device for aerosolized bronchodilatoradministration in infants with bronchopulmonary disease. Eur J Pediatr1992;151:57-60.

  24. Kraemer R, Frey U, Sommer CW, Russi E. Short-term effectof albuterol, delivered via a new auxiliary device, in wheezy infants. Am RevRespir Dis 1991;144:347-51.

  25. Newhouse MT. Inhalation drug delivery from sevendifferent spacer devices letter. Thorax1997;52:585-6.

Auteursinformatie

Emma Kinderziekenhuis AMC, afd. Kinderpulmonologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Contact R.W.Griffioen, kinderlongarts; dr.ir.F.H.C.de Jongh, fysicus-onderzoeker

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zwolle, juli 1998,

De bijdrage van collegae Griffioen en De Jongh hebben wij met belangstelling gelezen (1998:1484-8 en 1488-93). De drie in Nederland beschikbare inhalatiekamers met neus-mondmasker, specifiek geschikt voor gebruik bij kleine kinderen, worden op theoretische gronden met elkaar vergeleken. Volgens de auteurs zouden de Aerochamber (Boehringer Ingelheim, Alkmaar) en de ‘nieuwe’ metalen Nebuhaler (Astra, Zoetermeer) de voorkeur moeten genieten voor jonge kinderen.

Het is onzes inziens te voorbarig om de Babyhaler (Glaxo Wellcome, Zeist) op grond van deze theoretische vergelijking als minder geschikt terzijde te schuiven. De grotere dode ruimte van deze voorzetkamer is slechts voor de allerkleinste kinderen een mogelijk bezwaar. Uit gepubliceerde onderzoeken blijkt overigens geen verminderd klinisch effect bij gebruik van een voorzetkamer met een relatief grotere dode ruimte.

Indien de inhalatiekamer wordt schoongehouden volgens de gangbare adviezen, zoals die ook door het Nederlands Astmafonds worden gegeven, is het niet te verwachten dat het statisch zijn van de voorzetkamer werkelijk een belangrijke rol speelt. Dit blijkt uit verschillende gepubliceerde onderzoeken.12

De afmetingen van de inhalatiekamer zijn niet alleen van belang voor het hanteringsgemak. Ook het teugvolume van het kind speelt een rol, evenals volume en vorm van de aërosolwolk. Het is dan ook niet toevallig dat inhalatiekamers van verschillende firma's, waarvan de aërosolen wat dit betreft andere karakteristieken kennen, verschillende modellen en afmetingen hebben. Met de komst van de aërosolen die vrij zijn van chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's) moeten feitelijk dan ook andere inhalatiekamers worden ontworpen. Voorlopig is volgens ons een kleinere inhalatiekamer niet per se beter.

Belangrijk is het te constateren dat vergelijkende in-vivodepositieonderzoeken van genoemde voorzetkamers niet voorhanden zijn. Tot dat moment kan een hogere opbrengst gemeten aan het mondstuk van de voorzetkamer niet simpelweg worden vertaald als een evenredig hogere pulmonale depositie. Ook bij jongere kinderen is het uiteindelijk bereikte klinische effect van een therapie van talrijke factoren afhankelijk, waarbij met name ook de praktische hanteerbaarheid van de voorzetkamer van groot belang is. Het Laerdal-masker (Dräger, Zoetermeer) en de ‘handgreep’ maken dat juist de Babyhaler altijd goed past en door de ouders goed te hanteren is.3 Een onderzoek waarin het gebruiks- en het hanteringsgemak van de Babyhaler en de Nebuhaler bij kinderen tot 4 jaar wordt vergeleken is in Nederland recentelijk afgerond en wordt hopelijk spoedig gepubliceerd.

Geconcludeerd kan worden dat in beide artikelen vooral theoretische overwegingen worden geformuleerd. Zolang echter in de betreffende leeftijdscategorie data van vergelijkende onderzoeken in klinische setting ontbreken, zijn de aanbevelingen van de auteurs voor de praktijk onvoldoende onderbouwd en is naar onze mening het uitspreken van een voorkeur voor één of meerdere inhalatiekamers niet gerechtvaardigd.

R.J. Roorda
P.L.P. Brand
Literatuur
  1. Wildhaber JH, Devadason SG, Eber E, Hayden MJ, Everard ML, Summers QA, et al. Effect of electrostatic charge, flow, delay and multiple actuations on the in vitro delivery of salbutamol from different small volume spacers for infants. Thorax 1996;51:985-8.

  2. Clark DJ, Lipworth BJ. Effect of multiple actuations, delayed inhalation and antistatic treatment on the lung bioavailability of salbutamol via a spacer device. Thorax 1996;51:981-4.

  3. Hendriks JJE, Overberg PC, Brackel HJL. Handling study of a new small volume spacer device in 0-3 years old children with signs and symptoms of asthma using regular inhaled medication. Eur Respir J 1995;8:159S.

H.A.W.M.
Tiddens

Rotterdam, juli 1998,

Griffioen en De Jongh hebben veel relevante, praktijkgerichte gegevens bij elkaar gebracht. De auteurs geven in de introductie aan dat zij beredeneren wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van het toepassen van inhalatietherapie bij kinderen jonger dan 2 jaar. De stelligheid van een aantal uitspraken is echter niet in overeenstemming met het beredeneerde karakter ervan en een aantal beweringen is naar onze mening onjuist.

In hun eerste artikel stellen de auteurs dat de respirabele fractie bij kinderen tussen de 1 en 3 mm ligt. Hoewel het op theoretische gronden waarschijnlijk is dat de respirabele deeltjes kleiner moeten zijn in vergelijking met volwassenen, zijn er geen klinische onderzoeken die dit bevestigen.

De auteurs stellen: ‘Bij ernstige dyspnoe dient men over te gaan op beademing, omdat men er niet op mag rekenen dat optimaal vernevelen alsnog zou baten’. Met dit drastische advies worden onzes inziens continue verneveling en de intraveneuze route voor toediening van luchtwegverwijders ten onrechte overgeslagen. Tot op heden wordt in Nederland acuut ernstig astma in de meeste ziekenhuizen behandeld met verneveling van hoge doses bronchusverwijders, met zuurstof. Deze therapie is veilig en zeker even effectief als toediening van bronchusverwijders met een voorzetkamer en dosisaërosol.1 Dit laatste is onpraktisch door het hoge aantal puffen dat nodig is om voldoende hoog te doseren.

Met betrekking tot voorzetkamers bespreken de auteurs hoe een aantal factoren als volume en materiaal van invloed kan zijn op de effectiviteit van de Aerochamber, Nebuhaler en Babyhaler. Hoe alle besproken factoren uiteindelijk zullen bepalen wat de geschiktste voorzetkamer is voor jonge kinderen, wordt niet nader belicht. De voorkeur van de auteurs voor de Aerochamber en de metalen Nebuhaler is persoonlijk en op grond van de literatuur vooralsnog niet te rechtvaardigen.

De praktische adviezen speciaal voor de toepassing van de Babyhaler lijken onnodig gecompliceerd (precies tijdens uitademing afvuren). Dat statische lading kan worden gereduceerd door de polycarbonvoorzetkamers met sop te reinigen - een gewoon wasmiddel volstaat - en zonder afspoelen te laten drogen,2 wordt niet vermeld.

Het advies om verloopstukjes te ontwikkelen om dosisaërosolen van verschillende merken op de metalen voorzetkamer aan te sluiten introduceert een nieuwe variabele met een onvoorspelbaar effect op de aërosolafgifte en -effectiviteit. De Aerochamber is nu de universele acceptor voor alle dosisaërosolen, hetgeen een twijfelachtig voordeel is. Een dosisaërosol met een voorzetkamer vormt een eenheid. De karakteristieken van elke voorzetkamer-dosisaërosolcombinatie moeten apart onderzocht worden. Gezien de kosten die dit met zich brengt, is het onwaarschijnlijk dat dit ooit naar behoren zal plaatsvinden.

In de bespreking van hydrofluoroalkanen(HFA)-dosisaërosolen suggereren de auteurs dat de technische kwaliteiten van deze aërosolen anders zijn dan die van de CFK-dosisaërosolen. Dit is echter niet voor alle medicamenten het geval. Hoewel de mediane deeltjesgrootte van HFA-beclometason inderdaad substantieel kleiner is dan die van CFK-beclometason, is het aërosolprofiel van bijvoorbeeld HFA-fluticason en HFA-salbutamol vrijwel identiek aan dat van hun CFK-voorgangers.3 Om verwarring te voorkomen ten aanzien van de overgang van CFK- naar HFA-houdende aërosolen lijkt het raadzaam om de technische kwaliteiten hiervan nog eens in een apart artikel te bespreken. Dit doet niets af aan het praktisch belang van een goede keuze van de toedieningsvorm en een juiste instructie van de inhalatietechniek bij jonge kinderen.

H.A.W.M. Tiddens
H. Janssens
J.C. de Jongste
Literatuur
  1. Turner MO, Patel A, Ginsburg S, FitzGerald JM. Bronchodilator delivery in acute airflow obstruction. Arch Intern Med 1997;157:1736-44.

  2. Wildhaber JH, Devadason SG, Hayden MJ, Eber E, Summers QA, LeSouëf PN. Aerosol delivery to wheezy infants: a comparison between a nebulizer and two small volume spacers. Pediatr Pulmonol 1997;23:212-6.

  3. Glaxo Wellcome. Non-CFC monograph. HFA134a: the new non CFC-propellant for use in salbutamol and fluticasone proprionate inhalers. Adis Int, 1997.

Groningen, juli 1998,

Griffioen en De Jongh doen aan het einde van hun artikelen op theoretische gronden de aanbeveling de Aerochamber en de metalen Nebuhaler eerder dan de Babyhaler te gebruiken als voorzetkamer voor toediening van inhalatiemedicatie bij het jonge kind. Een van de redenen die hiervoor aangevoerd worden, is dat de Aerochamber en de metalen Nebuhaler respectievelijk weinig en geen problemen opleveren wat betreft hun statische lading, in tegenstelling tot de Babyhaler.

Het argument dat de auteurs vooral gebruiken, namelijk dat de grotere statische elektriciteit van de Babyhaler een probleem zou kunnen zijn, zegt niets over de klinische effectiviteit in de praktijk. Een aantal dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken laat zien dat salbutamol, toegediend via de Babyhaler aan kinderen van 8 maanden tot 5 jaar, beschermt tegen het luchtwegvernauwende effect van metacholine.1 2 Salbutamol toegediend via de Babyhaler geeft bij piepende kinderen (vanaf 1,6 maanden) significante luchtwegverwijding.3 Behandeling van kinderen met recidiverend piepen (leeftijd 2,1-25 maanden) gedurende 6 weken met beclometason en salbutamol via de Babyhaler was significant beter wat betreft symptomen en longfunctie dan met salbutamol alleen of met placebo.4 Een groot gerandomiseerd dubbelblind multicentrisch onderzoek waarbij piepende kinderen met een gemiddelde leeftijd van 29 maanden (uitersten: 12-47) gedurende 12 weken met fluticason 200 mg, 100 mg of placebo, toegediend via de Babyhaler, behandeld werden, liet een duidelijk met de dosis samenhangend voordeel zien voor de groep die dagelijks met 200 mg fluticason behandeld werd, wat betreft het aantal dagen dat deze kinderen symptoomvrij waren.5 Al deze onderzoeken laten zien dat medicatie toegediend aan jonge patiënten via de Babyhaler effectief is. Onderzoek ontbreekt waarbij Aerochamber, metalen Nebuhaler en Babyhaler met elkaar vergeleken worden wat betreft klinische effectiviteit en longdepositie. Dit is de reden dat in de recentelijk verschenen consensus voor behandeling van kinderen met astma geen voorkeur uitgesproken wordt voor één van de drie voorzetkamers.6

M.O. Hoekstra
G.P.J.M. Gerrits
H.J.L. Brackel
W.M.C. van Aalderen
Literatuur
  1. Clarke JR, Aston H, Silverman M. Delivery of salbutamol by metered dose inhaler and valved spacer to wheezy infants: effect on bronchial responsiveness. Arch Dis Child 1993;69:125-9.

  2. Avital A, Godfrey S, Schachter J, Springer C. Protective effect of albuterol delivered via a spacer device (Babyhaler) against methacholine induced bronchoconstriction in young wheezy children. Pediatr Pulmonol 1994;17:281-4.

  3. Kraemer R, Frey U, Sommer CW, Russi E. Short-term effect of albuterol, delivered via a new auxiliary device, in wheezy infants. Am Rev Respir Dis 1991;144:347-51.

  4. Kraemer R, Graf Bigler U, Casaulta Aebischer C, Weder M, Birrer P. Clinical and physiological improvement after inhalation of low-dose beclomethasone dipropionate and salbutamol in wheezy infants. Respiration 1997;64:342-9.

  5. Bisgaard H, Gillies J, Groenewald M, Maden C. Efficacy of inhaled fluticason proprionate in the treatment of young children with asthmatic symptoms. Am J Respir Crit Care Med 1998;157:A711.

  6. Hoekstra MO. Behandeling van astma bij kinderen; herziene richtlijnen van kinderlongartsen. [LITREF JAARGANG="1997" PAGINA="2223-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:2223-9.[/LITREF]

Amsterdam, juli 1998,

De respondenten vinden onze aanbeveling de metalen Nebuhaler en Aerochamber boven de Babyhaler te stellen voorbarig. Dat de Babyhaler goed kan werken, weerspreken wij niet. Ook met de Aerochamber en de metalen Nebuhaler zijn onderzoeken verricht bij jonge kinderen met matig ernstig astma in een rustige fase met goed resultaat. Onderzoeken tijdens acute benauwdheid zijn alleen voor de Aerochamber bekend.1-4 Een kwaliteitstest voor inhalatiekamers is nodig en dient ook gericht te zijn op effectiviteit tijdens exacerbaties en eenvoud van toepassing voor de consument (patiënt en hulpverlener). Goede instructie en controle van het gebruik van elk type inhalatiekamer is vereist en het onderzoek van Hendriks et al. past daarin.5

Vergeleken met de Nebuhaler levert bij een klein teugvolume de Babyhaler eenderde in gewichtsdosis af,6 hetgeen niet betekent dat 3 keer zo weinig in de longen terechtkomt, maar ook bij Janssens et al. wordt bij de Babyhaler de helft aan mg aërosoldeeltjes aan de mond afgeleverd.7 Wij zijn er niet gerust op dat huishoudelijk wassen de statische elektriciteit bij de Babyhaler wegneemt. Wildhaber et al. reduceren dit sterk door coating met een antistatisch detergent (Liquid Pyroneg), geen gewoon wasmiddel.8 Gewoon wassen en drogen in de lucht neemt de statische elektriciteit bij de Babyhaler niet weg,9 wél bij andere inhalatiekamers; Clark et al. onderzochten de Volumatic (Glaxo Wellcome, Zeist).10

Zanen et al. toonden bij volwassenen met flinke obstructie met zeer lage doses salbutamol en ipratropium in monodisperse aërosolen aan dat deeltjes van 2,8 μm de longfunctie significant meer verbeterden dan deeltjes van 1,5 μm en deeltjes van 5 μm.11 De smallere geometrie van hun luchtwegen doet bij kleine kinderen deeltjes eerder neerslaan dan bij volwassenen, zodat een kleinere ‘mass median aerodynamic diameter’ (MMAD) logisch lijkt om perifeer te komen. Ook de onderzoeken van Tal et al. en Chua et al. suggereren dit sterk.12 13 Bij de productie van nieuwe aërosolen uit spuitbusjes en vernevelaars zien wij een verschuiving van de MMAD van 5 naar ongeveer 1 μm.

Wanneer men bij bronchusobstructie bronchusverwijders op een goede manier laat inhaleren, mag men erop vertrouwen dat er genoeg medicijn op de goede plaats terechtkomt. Uitblijven van effect berust dan meestal op therapieresistentie (tekort aan β2-receptoren in glad spierweefsel). De historisch ingesleten weg om over te gaan op overvloedig vernevelen als op andere manier bronchusverwijding uitblijft, lijkt minder gegrond te zijn in het licht dat ook bij acuut ernstig astma,2-4 ook bij kinderen van 1-5 jaar,1 therapie met inhalatiekamers een goed resultaat biedt. Veel kinderen met bronchusobstructie hebben tegenwoordig geen vernevelaars meer thuis. Het is verstandig om, zodra goed inhaleren van bronchusverwijders faalt, systemisch corticosteroïden te geven, waarvoor in grote en kleine bronchi en alveoli receptoren zijn. In een vroege fase, dus vóór opname in het ziekenhuis, kan men dan prednisolon geven. Overvloedig vernevelen en intraveneus salbutamol toedienen lijkt op nog meer geven van wat al blijkt niet te werken. Uiteraard dient men bij bradypnoe en apneu wél intraveneus een β2-mimeticum te geven en af te wachten of er, als teken van effectiviteit, weer β2-receptoren in de gladde bronchusmusculatuur verschijnen. Bij bradypnoe en apneu krijgt men met geen inhalatiemethode voldoende medicament of zuurstof binnen en is beademing belangrijker dan verneveling. Onderzoeken over fataal (en bijna fataal) astma geven aan dat 85% van de patiënten waarschijnlijk gered had kunnen worden indien de behandeling eerder had plaats gevonden.

Voorts mag het geen doel op zichzelf zijn met zeer frequent inhaleren van puffen uit een inhalatiekamer de dosis die verneveld kan worden te evenaren, temeer omdat bij het laatste er veel verloren gaat naar de omgeving en veel in de mond-keelholte terechtkomt, waar dit opgenomen kan worden in hoeveelheden die de in onbruik geraakte orale dosering van β2-mimetica vele malen overschrijdt.

Onze instructie hoe de Babyhaler te gebruiken is gebaseerd op het concept van de Babyhaler. Hogesnelheidsvideo-onderzoek laat zien dat de aërosolwolk bij opvolgende inhalaties van de patiënt ‘inschuift’.14 Verloopstukjes horen niet nodig te zijn. Veelal ontbreekt het anticholinergicum ipratropium aan een reeks van hulpmiddelen. Wij vragen de industrieën dit geneesmiddel in passende spuitbusjes te leveren. Totdat dit gerealiseerd is, zijn goede verloopstukjes nuttig. Pas onlangs werd duidelijk dat er in de komende jaren 3 typen CFK-vrije aërosolen komen.

Het eerste type is de HFA-aërosol van 3M Pharma (salbutamol als Aëromir, beclometason binnenkort als QVAR). Deze is door een klein wolkvolume zeer geschikt voor kleine inhalatiekamers. Ook lijkt statische elektriciteit geen invloed te hebben,15 en is het ‘cold freon’-effect (sterke afkoeling van de keel door snelle verdamping van de aërosol met als mogelijk gevolg reflexmatig stoppen met ademen) sterk gereduceerd. Hier dient men rekening te houden met verlaging van de dosis, vooral voor het inhalatiesteroïd, omdat hier ook nog de MMAD verlaagd is van 3 naar 1 μm.

Het tweede type is de HFA-aërosol van Glaxo Wellcome (salbutamol als Ventolin, fluticason als Flixotide en binnenkort salmeterol als Serevent). Glaxo Wellcome koos ervoor een CFK-vrije aërosol te nemen die nauwkeurig de CFK-karakteristieken imiteert, om dosisaanpassingen te vermijden.

Het derde type is de Airpack,16 die nog moet verschijnen. Hierbij wordt met een mechanisme zo krachtig een dosis medicament uit een poederinhalator (Turbuhaler; Astra, Rijswijk) gezogen, dat in een kamertje een goede aërosol wordt verkregen, die daarop kan worden geïnhaleerd. Dit systeem combineert optimaal de voordelen van droge poeder, aërosolproductie, onafhankelijk van de inspiratiekracht, en milieuveiligheid.

R.W. Griffioen
F.H.C. de Jongh
Literatuur
  1. Parkin PC, Saunders NR, Diamond SA, Winders PM, Macarthur C. Randomised trial spacer v nebuliser for acute asthma. Arch Dis Child 1995;72:239-40.

  2. Lee H, Arnon S, Silverman M. Bronchodilator aerosol administered by metered dose inhaler and spacer in subacute neonatal respiratory distress syndrome. Arch Dis Child Fetal Neonatal Ed 1994;70:F218-22.

  3. Chou KJ, Cunningham SJ, Crain EF. Metered-dose inhalers with spacers vs nebulizers for pediatric asthma. Arch Pediatr Adolesc Med 1995;149:201-5.

  4. Conner WT, Dolovich MB, Frame RA, Newhouse MT. Reliable salbutamol administration in 6- to 36-month-old children by means of a metered dose inhaler and Aerochamber with mask. Pediatr Pulmonol 1989;6:263-7.

  5. Hendriks HJE, Overberg PC, Brackel HJL, Vermuë NA. Handling of a spacer (Babyhaler) for inhalation therapy in 0- to 3-year-old children. J Asthma 1998;35:297-304.

  6. Barry PW, O'Callaghan C. The output of salbutamol from spacer devices. Am J Respir Crit Care Med 1997;155:A671.

  7. Janssens HM, Devadason SG, Hop WCJ, LeSouëf PN, Jongste JC de, Tiddens HAWM. Variability of aerosol delivery via spacer devices in young asthmatic children in daily life. Am J Respir Crit Care Med 1998;157:A709.

  8. Wildhaber JH, Devadason SG, Eber E, Hayden MJ, Everard ML, Summers QA, et al. Effect of electrostatic charge, flow, delay and multiple actuations on the in vitro delivery of salbutamol from different small volume spacers for infants. Thorax 1996;51:985-8.

  9. Barry PW, O’Callaghan C. Washing the Babyhaler spacer device before use doesnot increase the output of salbutamol, beclomethasone or salmeterol. Eur Respir J 1996;9(Suppl 123):2689.

  10. Clark DJ, Lipworth BJ. Effect of multiple actuations, delayed inhalation and antistatic treatment on the lung bioavailability of salbutamol via a spacer device. Thorax 1996;51:981-4.

  11. Zanen P, Go LT, Lammers JWJ. Optimal particle size for beta 2 agonist and anticholinergic aerosols in patients with severe airflow obstruction. Thorax 1996;51:977-80.

  12. Tal A, Golan H, Grauer N, Aviram M, Albin D, Quastel MR. Depositon pattern of radiolabeled salbutamol inhaled from a metered dose inhaler by means of a spacer with mask in young children with airway obstruction. J Pediatr 1996;128:479-84.

  13. Chua HL, Collis GG, Newbury AM, Chan K, Bower GD, Sly PD, et al. The influence of age on aerosol deposition in children with cystic fibrosis. Eur Resp J 1994;7:2185-91.

  14. Barry PW, O'Callaghan C. Video analysis of the aerosol cloud produced by metered dose inhalers. Pharm Sci 1995;1:119-21.

  15. Devadason SG, Wildhaber JH, LeSouëf PN. The effect of static on the output from large and small spacers used with HFA-inhalers. Am J Respir Crit Care Med 1997;155:A670.

  16. Bisgaard H. Automatic actuation of dry powder inhaler into a non-electrostatic spacer. Am J Respir Crit Care Med 1998;157:A709.