Samenvatting
Doel
Vergelijken van het elektrocardiogram (ECG) en het echocardiogram voor het aantonen van linkerventrikelhypertrofie (LVH) en de prognostische waarde daarvan.
Opzet
Literatuuronderzoek.
Plaats
Vakgroep Huisarts-, Sociale en Verpleeghuiskunde, Katholieke Universiteit, Nijmegen.
Methode
Aan de hand van artikelen gevonden met een zoekactie in Medline (1962-januari 1996) werd onderzocht wat de verschillen waren tussen met behulp van ECG vastgesteld LVH en echocardiografisch vastgesteld LVH in sensitiviteit en specificiteit voor het meten van anatomisch LVH (bij obductie) en in de voorspellende waarde voor cardiovasculaire morbiditeit en sterfte.
Resultaten
De sensitiviteit van echocardiografie voor het voorspellen van anatomische LVH was hoger (88-93) dan van ECG (21-54), terwijl de specificiteit voor beide methoden hoog was (77-97). ECG-LVH leek een sterkere voorspeller van cardiovasculaire complicaties dan echo-LVH.
Conclusie
Echocardiografie is een beter instrument voor screening van LVH, maar ECG dient, gezien de hoge voorspellende waarde voor morbiditeit en sterfte en de beschikbaarheid voor de eerste lijn, een plaats in de diagnostiek van LVH te behouden. Een belangrijke factor hierbij is dat echocardiografie met betrekking tot LVH alleen morfologische afwijkingen meet, terwijl met het ECG ook functionele afwijkingen kunnen worden aangetoond.
(Geen onderwerp)
Paterswolde, oktober 1997,
Dijkstra et al. komen na zorgvuldige bestudering van de literatuur tot een goed onderbouwde evaluatie ten aanzien van de waarde van elektrocardiografie en echocardiografie voor het vaststellen van een toegenomen linkerventrikelmassa (1997:1969-72). De aanwezigheid van hypertrofie van het linker ventrikel is een belangrijke en onafhankelijke voorspeller van het optreden van hart- en vaatziekten en Dijkstra et al. stellen mijns inziens terecht dat vroegtijdige detectie van linkerventrikelhypertrofie (LVH) van belang is.
In de voorlaatste alinea concluderen zij dat behandeling van LVH bij hypertensiepatiënten zinvol is. Deze conclusie is voorbarig. De behandeling zou bestaan uit bloeddrukverlaging, maar het is nog niet bewezen dat afname van LVH, onafhankelijk van de daling in bloeddruk, tot minder hart- en vaatziekten leidt. Behandeling van hypertensie en het volgen van het bloeddrukverloop zijn daarom voldoende.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, oktober 1997,
Wij danken collega Beltman voor zijn reactie. Het aantal onderzoeken waarbij een verbetering van de prognose na behandeling van LVH met antihypertensiva aangetoond kan worden, is nog erg gering. Bij onderzoek naar echocardiografisch vastgestelde LVH is wel aangetoond dat een afgenomen linkerventrikelmassa gepaard lijkt te gaan met een verbeterde prognose, maar men heeft de invloed van de daling van de bloeddruk hierop inderdaad nog niet kunnen bepalen.1 De ’Framingham study‘ laat zien dat afname van met behulp van elektrocardiografie vastgestelde LVH bij patiënten gepaard gaat met een daling van de bloeddruk.2 Uit verdere analyse van de uitkomsten blijkt dat afname van elektrocardiografisch vastgestelde LVH, vooral bij mannen, een verbetering van de cardiovasculaire prognose geeft, zelfs wanneer de uitslagen worden gecorrigeerd voor de verandering in bloeddruk. Bovendien neemt het risico bij toename van elektrocardiografisch vastgestelde LVH, ook onafhankelijk van de verandering in bloeddruk, sterk toe.2 Follow-up van bestaande LVH kan derhalve nuttig zijn omdat zo bepaald kan worden in hoeverre een bepaalde behandeling succesvol is en of deze door afname van LVH heeft geleid tot een reductie van het cardiovasculaire risico, óf dat de behandeling dient te worden aangepast omdat de LVH gelijk is gebleven of zelfs is toegenomen.
Muiesan ML, Salvetti M, Rizzoni D, Castellano M, Donato F, Agabiti Rosei E. Association of change in left ventricular mass with prognosis during long-term antihypertensive treatment. J Hypertens 1995;13:1091-5.
Levy D, Salomon M, D'Agostino RB, Belanger AJ, Kannel WB. Prognostic implications of baseline electrocardiographic features and their serial changes in subjects with left ventricular hypertrophy. Circulation 1994;90:1786-93.