Koolhydraat-deficiënt transferrine: een nieuwe biochemische marker voor chronisch overmatig alcoholgebruik

Onderzoek
J. van Pelt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:773-7
Abstract

Samenvatting

Doel

Het vergelijken van de bruikbaarheid van de biochemische marker ‘koolhydraat-deficiënt transferrine’ (CDT) met die van bestaande laboratoriumtests voor chronisch overmatig alcoholgebruik.

Opzet

Prospectief.

Plaats

Verslavingskliniek Paschalis te Wanssum (Limburg).

Methode

Verslaafden voor een ontwenningskuur (n = 125) werden bij opname ondervraagd naar hun alcoholgebruik in de voorafgaande weken. Op basis van het criterium meer of minder dan 60 g alcohol gemiddeld per dag werd een verdeling gemaakt op grond van wel en niet overmatig alcoholgebruik (mannen: 52 wel, 51 niet; vrouwen: 12 wel, 10 niet). In het bloed, dat 2 dagen na opname afgenomen was, werden het gemiddelde erytrocytenvolume (MCV), gamma-glutamyltranspeptidase (γGT) en de totale transferrineconcentratie gemeten, alsmede CDT volgens 2 methoden (CDTect en CDTriTIA)

Resultaten

Bij mannen was de CDTect-bepaling de gevoeligste: sensitiviteit 82 met een specificiteit van 88; de sensitiviteit en specificiteit van de γGT-bepaling waren 62 en 86, van de CDTriTIA 50 en 95, van de MCV-bepaling 34 en 98. De combinatie van positieve γGT- en CDTect-uitslagen leidde tot een voorspellende waarde van alcoholgebruik > 60 g per dag van 100. Door de combinatie van de uitslagen in een logistisch regressiemodel te gebruiken, kon de kans op chronisch overmatig alcoholgebruik worden berekend. De subgroepen vrouwen waren te klein om de statistische significantie te bepalen van de verschillen tussen de tests.

Conclusie

De CDTect-test voor de detectie van chronisch overmatig alcoholgebruik was gevoeliger dan de conventionele tests. De combinatie van de γGT- en CDTect-uitslagen vergrootte de voorspellende waarde van positieve uitslagen van de diagnostiek van chronisch overmatig alcoholgebruik.

Auteursinformatie

St.-Maartens Gasthuis, Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium, Postbus 1926, 5900 BX Venlo.

Dr.J.van Pelt, klinisch chemicus.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

F.A.J.T.M.
van den Bergh

Enschede, april 1997,

In een zeer lezenswaardig artikel beschrijft collega Van Pelt de praktische bruikbaarheid van koolhydraat-deficiënt transferrine (CDT) voor het aantonen van chronisch overmatig alcoholgebruik in een verslavingskliniek (1997;773-7). De CDTect-test blijkt daarbij gevoeliger dan conventionele tests zoals die voor γ-glutamyltranspeptidase (γGT) en ‘mean corpuscular volume’ (MCV). Voor de mannelijke verslaafden geeft Van Pelt een sensitiviteit van 82% en een specificiteit van 88% op.

De introductie van deze nieuwe laboratoriumbepaling geniet brede belangstelling, temeer omdat er grote behoefte bestaat aan een (meer) betrouwbare maat om chronisch overmatig alcoholgebruik te objectiveren.

Met nadruk willen wij er daarom op wijzen dat de genoemde resultaten betrekking hebben op een geselecteerde patiëntenpopulatie, waarbij de hoge prevalentie van overmatig alcoholgebruik tot een hoge voorspellende waarde leidt van een positieve testuitslag. Indien de CDTect-bepaling toegepast wordt bij screening van een eerstelijnspatiëntenpopulatie liggen de getallen namelijk veel minder gunstig. In een recent onderzoek,1 uitgevoerd op 138 vrijwilligers bestaande uit 42 klinische patiënten met verschillende alcoholische en niet-alcoholische leverziekten en 96 gezonde proefpersonen (drinkers en niet-drinkers), kwamen wij op een sensitiviteit van 42% en een specificiteit van 96%. Worden deze getallen gehanteerd bij een algemene populatie met een aangenomen prevalentie van 5% chronisch overmatig alcoholmisbruik (> 60 g/dag), dan blijkt de voorspellende waarde van een negatieve CDT-testuitslag zeer hoog (97%), maar die van een positieve laag: slechts 1 op de 3 individuen met een positieve CDT-test zal echt overmatig alcohol gebruiken.2 Van Pelt concludeert terecht dat een combinatie van γGT- en CDTect-uitslagen de diagnostische zeggingskracht van positieve testuitslagen sterk vergroot. Met Bean zijn wij echter van mening dat, indien de test bij screening gebruikt wordt voor de diagnostiek van overmatig alcoholgebruik in een algemene populatie (denk ook aan keuringen), eerst een oriënterende screening op afwijkende leverfuncties (γGT) dient plaats te vinden alvorens de relatief kostbare CDTect-bepaling uit te voeren.2

F.A.J.T.M. van den Bergh
I. Vermes
Literatuur
  1. Vermes I, Bergh FAJTM van den. Clinical utility of carbohydratedeficient transferrin to detect alcohol abuse in a general population [letter]. Clin Chem 1996;42:2048-9.

  2. Bean P. Clinical utility of carbohydrate-deficient transferrin to detect alcohol abuse in a general population [letter]. Clin Chem 1996; 42:2049-50.

Venlo, mei 1997,

De collegae Van den Bergh en Vermes wijzen er terecht op dat als een test met een matige sensitiviteit en een hoge specificiteit toegepast wordt in een screenend onderzoek, de voorspellende waarde van een positieve uitslag beperkt is. Inderdaad leidt in het geval van een aangenomen prevalentie van 5% chronisch overmatig alcoholgebruik de inzet van CDTect niet tot volledige detectie van de drinkers. Dit geldt overigens ook voor de inzet van γGT en eventuele andere markers. Wil men bij screenend onderzoek, zoals gezondheids- of aanstellingskeuringen, de voorspellende waarde van een positieve testuitslag vergroten, kan het beste de specificiteit vergroot worden door het verhogen van de grenswaarde waardoor er minder fout-positieve uitslagen voorkomen. De sensitiviteit zal dan uiteraard dalen en daarmee ook de voorspellende waarde van een negatieve uitkomst.

Zoals ook gesuggereerd wordt, lijkt het beter een test als CDTect te reserveren voor geselecteerde patiëntengroepen. Met een goede anamnese en door het stellen van enkele vragen kan relatief eenvoudig een vermoeden op een aanzienlijk alcoholgebruik rijzen. (Een voorbeeld hiervan is de CAGE-test, met 4 vragen:

– Heeft u ooit gedacht dat u minder zou moeten drinken?

– Heeft u zich wel eens geërgerd aan kritiek van anderen op uw drinken?

– Heeft u zich wel eens ziek of schuldig gevoeld door drinken?

– Heeft u wel eens 's morgens vroeg eerst een borrel gepakt om uw zenuwen te kalmeren of een kater te bestrijden?) In een dusdanig geselecteerde groep zal de prevalentie van drinkers met weinig of geen symptomen veel groter zijn. Toepassing van CDTect, al dan niet in combinatie met γGT, biedt dan voor zowel de positieve als de negatieve uitkomsten wel voldoende zekerheid.

J. van Pelt