Samenvatting
Doel
Vaststellen in hoeverre het standaard-infertiliteitsonderzoek wordt uitgevoerd en op welke wijze de verschillende tests worden toegepast, in relatie tot de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Opzet
Enquête-onderzoek.
Plaats
Landelijk onderzoek.
Methode
Een enquête-onderzoek werd verricht onder de hoofden van alle 8 universitaire en 20 niet-universitaire afdelingen Obstetrie en Gynaecologie of van de respectievelijke subafdelingen voor infertiliteit. Van 1 niet-universitaire subafdeling werden geen gegevens verkregen.
Resultaten
De door de WHO aanbevolen onderzoeken (algemeen lichamelijk onderzoek, andrologisch en gynaecologisch onderzoek, semenanalyse, ovulatiedetectie, passageonderzoek) werden in grote lijnen gevolgd, maar algemeen lichamelijk onderzoek bij de man werd meestal slechts op indicatie verricht. Populaire routineonderzoeken die niet door de WHO worden aanbevolen, waren de post coitum-test en hysterosalpingografie. Bij de post coitum-test varieerden het tijdsinterval na de coïtus en de normen voor motiliteit van de spermatozoën.
Conclusie
Oriënterend fertiliteitsonderzoek is veelal gebaseerd op empirie en traditie, ook het door de WHO aanbevolen onderzoek.
(Geen onderwerp)
Apeldoorn, november 1995,
In hun artikel constateerden de collegae Helmerhorst et al. (1995;2088-91) dat de hysterosalpingografie behalve in 1 academische kliniek in alle klinieken routinematig werd verricht. In tabel 1 valt echter te lezen dat in 75% van de universitaire klinieken (n = 8) hysterosalpingografie als routine werd toegepast en in 25% alleen op indicatie. Waar schuilt nu het foutje? In de tabel gaat het om een verschil van 12,5%. Tekstueel scheelt het evenwel 100%. Hoe relatief is de betekenis van getallen.
(Geen onderwerp)
Leiden, november 1995,
Collega Stut heeft gelijk. Wij hebben de gecomputeriseerde ‘moedergegevens’ erop nageslagen en daaruit bleek dat de tekst onjuist is. De juiste tekst is ‘Op 2 academische klinieken na werd in alle klinieken (n = 25) de hysterosalpingografie routinematig verricht.’ Wij hebben niet de indruk dat door deze omissie de interpretatie van de gegevens anders dient te zijn.