Voorkeuren van AGNIO's voor een loopbaan als algemeen ziekenhuisarts

Perspectief
G.R.M. Scholten
C.G.M. Weersink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1697-9

Zie ook het artikel op bl. 1676.

Inleiding

De positie van assistent-geneeskundigen niet in opleiding (AGNIO's) wordt inmiddels door velen onderkend. In het ‘Housestaff’-rapport van 1988 werd al geconstateerd dat de AGNIO's een omvangrijke categorie vormen en een structurele positie in ziekenhuizen innemen. Bovendien is het AGNIO-schap tegenwoordig een onderdeel van de loopbaan van de meeste artsen.1

De positie van AGNIO's is belangrijk, gemeten zowel naar de omvang van de categorie als naar de bijdrage die zij leveren aan de continuïteit van de zorgverlening in ziekenhuizen.

Het ontbreken van regelingen rond de positie van AGNIO's wijst er echter op dat zij (nog) geen erkenning in het medische bestel genieten. De Specialisten Registratie Commissie (SRC) merkte in haar meest recente jaarverslag het volgende op: ‘Het fenomeen AGNIO is tot grote proporties uitgegroeid en in de loop der jaren aanzienlijk uit de hand gelopen. Door de invoering van de Algemene Maatregel…

Auteursinformatie

Erasmus Universiteit, Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

Dr.G.R.M.Scholten en mw.drs.C.G.M.Weersink, gezondheidswetenschappers.

Contact dr.G.R.M.Scholten

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, oktober 1995,

In een commentaar op het onderzoek van Scholten en Weersink naar de voorkeuren van assistent-geneeskundigen niet in opleiding (AGNIO's) voor een loopbaan als algemeen ziekenhuisarts (1995;1697-9) geven de voorzitter en de secretaris van het Centraal College voor de Erkenning en Registratie van Medische Specialisten (De Lange en De Hoog) hun reactie op het onderzoek weer (1995;1676-7).

Eén van de bevindingen van het onderzoek onder AGNIO's is dat voor de meesten van hen het AGNIO-schap geen ‘parkeerfunctie’ heeft. Gelet op het grote aantal AGNIO's, pleiten de onderzoekers ervoor de functie van de AGNIO als een eigenstandige te erkennen, met andere woorden: de positie van de AGNIO als ‘algemeen ziekenhuisarts’ te erkennen. Het Centraal College lijkt, bij monde van haar voorzitter en secretaris, begrip op te kunnen brengen voor dit standpunt, mits daarbij ontwikkelingen met betrekking tot de beroepskrachtenplanning niet uit het oog worden verloren.

Wij willen hierop reageren namens de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), omdat aan de rol van de huisartsen in opleiding (HAIO's) in de ziekenhuizen volledig is voorbijgegaan. In het kader van hun beroepsopleiding kennen de HAIO's in hun tweede leerjaar – volgens de nieuwe opzet van de opleiding – de zogeheten ‘externe-leer-werkperiode’. Deze heeft twee hoofddoelen. Behalve om het verhogen van de klinische competentie van de aankomende huisarts, gaat het ook om het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes met betrekking tot de samenwerking tussen huisartsen en specialisten dan wel ziekenhuizen.

Bij dit laatste gaat het onder meer om aandacht voor:

– overgangen van eerste naar tweede lijn, zowel medisch als verpleegkundig;

– samenwerkingsaspecten tussen huisarts en specialist;

– de betekenis van ziekenhuisgeneeskunde voor de patiënt (wat betekent een opname?);

– patiëntenvoorlichting: wie vertelt'de patiënt wat en wanneer, met taakverdeling tussen huisarts en specialist;

– samenwerking met betrekking tot thuiszorg.

Voorts gaat het om mogelijkheden en grenzen van de ziekenhuisgeneeskunde; en mogelijkheden van onderlinge consultatie van huisarts en specialist.

Om deze hoofddoelstellingen te realiseren volgen de HAIO's stages in het ziekenhuis waarin zij als volwaardig arts participeren.

Daarnaast vraagt de LHV zich af of in een tijd waarin het belang van het concept van transmurale zorg door velen wordt erkend, het opportuun is een nieuw onderscheid tussen artsen te introduceren en daarmee mogelijk een nieuwe barrière in de zorg op te werpen. Transmurale zorg vereist nauwe afstemming tussen generalistische en specialistische medische zorg. Bekendheid met elkaars kennis en kunde over en weer dicht de kloof die nu tussen beide zorgvormen bestaat in belangrijke mate. In dat licht kan men tevens het doel van de externe-leer-werkperiode bezien: huiartsen komen in aanraking met de werkzaamheden van de specialist binnen het ziekenhuis en vice versa.

J.F.M. Bergen
F.P.M. Garnier

Amsterdam, november 1995,

De reactie van de LHV moet berusten op een misverstand: het is geenszins de bedoeling van ons geweest de rol van de HAIO in het ziekenhuis of één van de andere door de LHV opgevoerde punten te miskennen. Het commentaar was echter gericht op het onderzoek van Scholten en Weersink, dat immers over het AGNIO-schap handelde.

Ten slotte moet nog worden opgemerkt dat wij ons commentaar weliswaar vanuit de achtergrond van het Centraal College hebben geschreven, maar zeker niet namens het College.

J.J. de Lange
J.C. de Hoog