Samenvatting
Doel
Inzicht krijgen in het keuzegedrag van mannelijke en vrouwelijke basisartsen met betrekking tot hun wens om zich wel of niet te specialiseren tot medisch specialist en in het eventuele zoekgedrag naar een opleidingsplaats.
Opzet
Beschrijvend.
Methode
Er werd in 1995 een telefonische enquête gehouden onder een aselecte steekproef van 600 basisartsen van de totale groep van 1223 basisartsen die in 1993 de geneeskunde- studie hadden afgerond. Van de 490 respondenten (82 van de totale steekproef) wilde 57 van de vrouwen en 63 van de mannen een opleidingsplaats. Aan de 293 respondenten die zich wilden specialiseren werd gevraagd naar de factoren die hun keuze beïnvloedden en de mate waarin ze dat deden. De scores liepen van 1 (‘heel positief’) tot 5 (‘heel negatief’).
Resultaten
Binnen 2 jaar na het afstuderen was 26 assistent-geneeskundige-in-opleiding. Mannelijke basisartsen kozen vaker voor een specialisme op grond van technische werkzaamheden (gemiddelde score: 2,9 versus 2,5), status en inkomen (5,9 versus 5,6) en wetenschappelijk onderzoek (2,4 versus 2,1). Vrouwelijke artsen hechtten meer waarde aan een intensief contact met patiënten (2,0 versus 1,7), gunstige werktijden en relatief weinig diensten (10,9 versus 10,3). Van de vrouwen wilde 43 parttime werken, van de mannen 14. Terwijl mannen met name gebruikmaakten van een informele manier van zoeken naar een opleidingsplaats (38; formele manier: 29), maakten vrouwen even vaak gebruik van een informele (36) als van een formele (36) manier.
Reacties