Zie ook het artikel op bl. 1997.
Dames en Heren,
Spondylitis ankylopoetica, de ziekte van Bechterew, is een diagnose die in de orthopedische praktijk vaak moeizaam en in een laat stadium tot stand komt. De diagnose wordt in het algemeen gesteld op grond van een aantal criteria waarover, in de loop der jaren, nog geen algehele eenstemmigheid is bereikt.1 Een veel gebruikte indeling is gebaseerd op de door Cats en Van der Linden gemodificeerde ‘New York-criteria’ (tabel).2 Toepassing van deze criteria kan bijdragen aan een vroege waarschijnlijkheidsdiagnose. Vroege diagnostiek is wenselijk om onnodige diagnostiek en therapie te vermijden. Vroege diagnostiek heeft echter niet altijd effect op het uiteindelijke beloop van de ziekte, als niet tevens begonnen wordt met vroege adequate therapie met anti-inflammatoire medicatie, oefengelegenheid, ergonomische instructie en leefregels. Door deze vroege therapie kunnen patiënten met de ziekte van Bechterew veelal een betrekkelijk normaal leven leiden. Wij…
(Geen onderwerp)
Noordlaren, oktober 1994,
Het artikel van Schuppers en Plasmans heb ik met belangstelling gelezen (1994;1985-8). Spondylitis ankylopoetica (de ziekte van Bechterew ofwel seronegatieve spondylartropathie) is een chronische systemische inflammatoire reumatische aandoening met onbekende oorzaak. Er is veelal een vertraging van jaren tussen het begin van de klachten en het stellen van de diagnose. In de beschouwing van het artikel wordt naar aanleiding van patiënt B een suggestie gedaan om de ‘doctor's delay’ te bekorten: de diagnose had wellicht eerder gesteld kunnen worden wanneer frequente bekkenopnamen waren gemaakt. Hierbij wil ik een kanttekening plaatsen.
Rugklachten komen in de bevolking veel voor: binnen de patiëntenpopulatie met klachten van het houdings- en bewegingsapparaat is het de grootste groep in de huisartsenpraktijk.1 De opmerking die naar aanleiding van patiënt B werd gemaakt, zou kunnen suggereren dat met het vastleggen van het bekken van de patiënt op een röntgenfilm het wel of niet hebben van spondylitis ankylopoetica gemakkelijk kan worden vastgesteld. Sacro-iliacale gewrichten vragen echter om een zorgvuldige beoordeling door een diagnost die ervaring heeft met deze gewrichten in relatie tot lage rugklachten in het algemeen en spondylitis ankylopoetica in het bijzonder. Zelfs bij ervaren diagnosten levert de beoordeling van sacro-iliacale gewrichten een relatief hoge variatie tussen waarnemers op.2 Behalve deze variatie tussen waarnemers draagt het pas laat verschijnen van röntgenafwijkingen in de sacro-iliacale gewrichten in het ziektebeloop bij aan het laat stellen van de diagnose.
Bij rugklachten zijn de anamnese en het lichamelijk onderzoek belangrijker dan röntgendiagnostiek. Een bekkenopname heeft slechts een aanvullende waarde bij het klinische beeld van inflammatoire rugpijn. Vragen naar kenmerken van inflammatoire rugpijn (wakker worden in de nanacht, ochtendstijfheid en verbetering bij bewegen) en het vinden van beperkingen in de mobiliteit van het axiale skelet of van verminderde ademexcursie leidt sneller tot het vermoeden van spondylitis ankylopoetica en is daarenboven goedkoper en patiëntvriendelijker dan frequente röntgendiagnostiek van het bekken.
Miedema HS. Reuma-onderzoek meerdere echelons (ROME): basisrapport. Nederlands Instituut voor Praeventieve, Gezondheidszorg TNO. Leiden: TNO, 1993:41.
Ryan LM, Carrera GF, Lightfood RW, Hoffman RG, Kozin F. The radiographic diagnosis of sacroiliitis. A comparison of different views with computed tomograms of the sacroiliac joint. Arthritis Rheum 1983;26:760-3.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, oktober 1994,
Wij danken collega Houtman voor zijn aanvulling op onze klinische les. Wij onderschrijven volledig zijn standpunt dat de anamnese en het lichamelijk onderzoek belangrijker zijn dan het röntgenonderzoek. Een zékere diagnose op basis van de criteria van Cats en Van der Linden kan echter bij aanwezigheid van slechts één der klinische criteria toch gesteld worden met behulp van het radiologisch criterium. Indien anamnese en lichamelijk onderzoek niet de benodigde drie van de vier klinische criteria opleveren, heeft een (herhaald) röntgenonderzoek van het bekken dus soms een meer dan alleen aanvullende waarde. Wij menen dat, mede door het atypische ziektebeloop, dit bij patiënt B het geval geweest kan zijn.