Elke arts kent patiënten met een patroon van verschillende, vaak spoedeisende, dramatisch gepresenteerde lichamelijke klachten, bij wie geen organische pathologische afwijkingen aangetoond worden. Vaak vindt onder druk van de patiënt verwijzing naar een ziekenhuis plaats, waar door onnodige diagnostische en therapeutische interventies iatrogene schade dreigt. Aan deze patiënten met een somatisatiestoornis wordt in de opleiding tot basisarts weinig aandacht besteed, terwijl zowel huisartsen als specialisten deze patiënten tegenkomen.
‘Somatisatiestoornis’ is een syndromale classificatie in het systeem van Diagnostic and statistical manual of mental disorders (derde herziene uitgave; DSM-III-R), die clinici in staat zou moeten stellen om deze patiënten met chronisch recidiverende, multipele en niet-objectiveerbare lichamelijke klachten gemakkelijker te herkennen. Wij gingen na of in de literatuur over de afgelopen tien jaar een consistent klinisch beeld van somatisatiestoornis bestaat en of er prevalentiewaarden voor de eerste en tweede lijn bekend zijn. Ook gingen wij na of er sprake is van bijkomende…
(Geen onderwerp)
Groningen, juni 1994,
In het artikel van Van der Zwaard en Grundmeijer worden terecht kanttekeningen geplaatst bij de beperkte klinische relevantie van de omschrijving van somatisatiestoornis in de Diagnostic and statistical manual of mental disorders (derde herziene uitgave; DSM-III-R) (1994;595-9). Zij besteden hieraan echter weinig aandacht en enkele aanvullingen lijken ons daarom de moeite waard.
De bescheiden prevalentie van somatisatiestoornis, de meest extreme vorm van somatiseren, staat in schril contrast met het veelvuldig vóórkomen van lichtere vormen van somatiseren. Uit epidemiologisch onderzoek is gebleken dat er veel mensen zijn met een beperkter aantal onverklaarde lichamelijke klachten dan de 13 symptomen die volgens DSM-III-R voor de diagnose ‘somatisatiestoornis’ nodig zijn. Deze bevindingen hebben geleid tot voorstellen voor een nieuwe diagnostische categorie, de ‘beperkte somatisatiestoornis’, waarbij sprake is van ten minste 4 onverklaarde lichamelijke klachten bij mannen en 6 bij vrouwen.1 De thans beschikbare gegevens met betrekking tot de beperkte somatisatiestoornis suggereren een hoge prevalentie: ten minste 10%.2 Opmerkelijk is dat bij de beperkte somatisatiestoornis het verschil in vóórkomen bij mannen en bij vrouwen gering is, terwijl de somatisatiestoornis bijna uitsluitend bij vrouwen vóórkomt. Verder zijn er aanzienlijke overeenkomsten met de somatisatiestoornis, in het bijzonder wat betreft de omvangrijke medische consumptie, de grote psychiatrische comorbiditeit en het sterk invaliderende effect, bijvoorbeeld ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.3
In DSM-IV komt de categorie ‘beperkte somatisatiestoornis’ niet voor. Wel zijn in vergelijking met DSM-III-R de diagnostische criteria voor somatisatiestoornis aanzienlijk veranderd. Belangrijke verschillen zijn het aantal symptomen en de verdeling over verschillende symptoomgroepen. Volgens DSM-III-R moesten er ten minste 13 symptomen zijn, verdeeld over 6 groepen; elke combinatie van 13 symptomen was hierbij mogelijk. In DSM-IV worden er eisen aan deze verdeling gesteld, waarbij pijnklachten (ten minste 4) en klachten van het maag-darmkanaal (ten minste 2) een belangrijke plaats hebben gekregen.4
Welke gevolgen deze nieuwe criteria hebben voor de prevalentie en de verschillen daarin voor mannen en vrouwen is nog onduidelijk. De diagnostiek van de somatisatiestoornis blijft waarschijnlijk moeilijk en tijdrovend, omdat patiënten dikwijls een uitgebreide medische voorgeschiedenis hebben en veel medicijnen gebruiken. Het zal niet gemakkelijk zijn van elk van de symptomen vast te stellen of er geen of onvoldoende somatische verklaringen voor te geven zijn. Medische behandeling kan iatrogene klachten hebben veroorzaakt. Medische dossiers zijn soms onvolledig of bevatten niet de informatie die voor het stellen van de diagnose ‘somatisatiestoornis’ van belang is (bijvoorbeeld over eventuele beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren). Ook de informatie van de patiënt is niet altijd betrouwbaar. Hij heeft bijvoorbeeld van eerdere behandelend artsen te horen gekregen dat de klachten van ‘psychische’ aard zijn. Uit angst dat de dokter hem niet serieus zal nemen, zwijgt hij dan mogelijk over eerdere klachten en medische bevindingen.
Escobar JI, Burnan MA, Karno M, Forsythe A, Golding JM. Somatization in the community. Arch Gen Psychiatry 1987;44:713-8.
Escobar JI, Swartz M, Rubio-Stepic M, Manu P. Medically unexplained symptoms: distribution, risk factors, and comorbidity. In: Kirmayer LJ, Robbins JM, editors. Current concepts of somatization: research and clinical perspectives. Washington DC: American Psychiatric Press, 1991.
Katon W, Lin E, Korff M von, Russo J, Lipscomb P, Bush T. Somatization: a spectrum of severity. Am J Psychiatry 1991;148:34-40.
American Psychiatric Association (APA). DSM-IV Draft criteria. Task force on DSM-IV. Washington: APA, 1993.
(Geen onderwerp)
Utrecht, juni 1994,
Wij danken de collegae Jaspers en Albersnagel voor hun aanvullende opmerkingen. Ook wij betreuren het dat de voorgestelde categorie ‘beperkte somatisatiestoornis’ niet zijn weg heeft kunnen vinden naar DSM-IV, en blijven van mening dat lichtere vormen van somatisatie in de internationale classificatiesystemen gedefinieerd moeten worden om deze toegankelijk te maken voor onderzoek. Daarnaast willen wij benadrukken dat de huidige classificatie van de somatisatiestoornis westers-Amerikaans ziektegedrag beschrijft; de prevalentie in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk is veel lager dan in de V.S., en lijkt cultuurafhankelijk te zijn.1 Wij zouden ervoor willen pleiten dat het afkappunt (het vereiste aantal symptomen) cultuurgebonden wordt om een geloofwaardige prevalentie van het ziektebeeld buiten de V.S. te krijgen.
Bass C. Somatization: physical symptoms and psychological illness. Oxford: Blackwell, 1990.