Orthomoleculaire voedingspreparaten

Opinie
J. Schrijver
R.J.J. Hermus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:316-9

Zie ook het artikel op bl. 341.

Sommige kringen wijzen er veelvuldig op dat het voor een goede gezondheid noodzakelijk is onze dagelijkse voeding aan te vullen met bepaalde preparaten. Behalve om normale – maar in hun ogen laag gedoseerde – preparaten, gaat het hun om de aanprijzing van supplementen in hoge dosering. Deze zogenaamde orthomoleculaire behandeling of megadosistherapie heeft vooral betrekking op vitamines, enige mineralen en spoorelementen.

Voor de normale bevolking zijn allerlei voedingspreparaten, waaronder de orthomoleculaire, voor het in stand houden van een goede gezondheid niet noodzakelijk. Uitsluitend in bijzondere gevallen kan suppletie van voedingsstoffen nuttig zijn. In geval van hoge doseringen is medisch toezicht gewenst.

Stand van zaken

Voorstanders van suppletie zijn in principe in twee groepen in te delen. De ene groep stelt dat voor ieder individu suppletie, met name megadosering, profylactisch of therapeutisch van nut is. De andere groep meent dat sommige individuen uitzonderlijk hoge…

Auteursinformatie

Instituut CIVO-Toxicologie en Voeding TNO, Postbus 360, 3700 AJ Zeist.

Dr.J.Schrijver, biochemicus; prof.dr.ir.R.J.J.Hermus, voedingskundige.

Contact prof.dr.ir.R.J.J.Hermus

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Hoorn, februari 1990,

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het artikel van Schrijver en Hermus betreffende de megadosering van vitamines (1990;316-9). Graag wil ik hierbij enige kanttekeningen maken. Al te veel wordt vanuit de ‘reguliere’ voedingsleer de indruk gewekt dat de ‘aanbevolen dagelijkse hoeveelheden’ micronutriënten (ADH's) een internationaal aanvaarde, optimale standaard zouden zijn. Niets is echter minder waar. De ADH's zijn, zelfs wat de macronutriënten betreft, in verschillende landen geenszins gelijk.1 De meeste ADH's zijn gebaseerd óf op de hoeveelheid die deficiëntieverschijnselen doet verdwijnen (verhoogd met een veiligheidsfactor) óf op de gemiddelde inname door ‘schijnbaar gezonde’ bevolkingsgroepen. Alleen al deze subjectieve notie geeft aan dat langs deze wegen nog altijd geen uitspraak is te doen over de eventuele optimale behoefte. De gebrekkige basis van de ADH's voor vitamines werd door Brubacher expliciet erkend.2

Van een aantal micronutriënten is inmiddels bekend dat ze een anti-oxydatieve werking hebben. Het zijn in de regel juist deze stoffen waarvan megadoseringen genomen worden in de veronderstelling dat ze enige bescherming zouden geven tegen het ontstaan van degeneratieve ziekten. Volgens de auteurs komt een dergelijk gebruik voort uit de ‘onjuiste conclusie (...) dat een sterk verhoogde inneming dan ook een (betere) bescherming zou bieden tegen ziekten’. Maar hoe kunnen zij er zo zeker van zijn dat deze gevolgtrekking inderdaad onjuist is?

Epidemiologisch onderzoek naar de invloed van micronutriënten op het vóórkomen van bepaalde aandoeningen gaat altijd uit van de hoeveelheden die met de voeding worden opgenomen. Onderzoek naar een eventueel gunstig effect van megadoseringen op langere termijn ontbreekt. Is het verwonderlijk dat in het licht van de resultaten van het onderzoek naar bijv. de negatieve correlatie tussen de inname van β-caroteen en longkanker mensen geneigd zijn ‘het zekere voor het onzekere’ te nemen en overgaan op suppletie?3 Zolang er zelfs geen theoretisch model bestaat wat betreft de benodigde hoeveelheden van bepaalde anti-oxydanten om bijv. vrije radicalen in vivo te ‘neutraliseren’, lijkt het mij toch niet onverstandig enige overmaat aan anti-oxydatieve micronutriënten in te nemen.

Blijft de vraag hoe groot het gevaar is van megadoseringen. Voor wat betreft de vitamines A, D, B3 en B6 en de sporenelementen zink en selenium zijn bij (aanzienlijke) overdosering zeker schadelijke effecten te verwachten. De oranj everkleuring van de huid door een overmatige inname van β-caroteen echter is misschien ontsierend maar zeker niet gevaarlijk. Ook vanuit de hoek der reguliere geneeskunde wordt overigens erkend dat hoge doseringen van bepaalde vitamines bij risicogroepen profylactisch zouden kunnen werken.45

Vooralsnog denk ik dat we op grond van bovenstaande overwegingen megadoseringen van de niet-toxische vitamines het ‘voordeel van de twijfel’ zouden moeten gunnen.

P. van der Zon
Literatuur
  1. Hautvast JGAJ, et al. Recommanded dietary allowances for Europe. Lancet 1989; i: 1220.

  2. Berg H van de, Saris WHM, Schrijver J. Symposiumverslag. Voeding 1988; 49: 66-7.

  3. Shekelle RB, Shugney L, Raynor Jr WJ, Lepper M, Maliza C, Rossof AH. Dietary vitamin A and risk of cancer in the western electric study. Lancet 1981; ii: 1185-9.

  4. Mathus-Vliegen EMH. Voeding en maagkanker. In: Voeding en kanker. Alphen aan den Rijn/Brussel: 1985: 94-104.

  5. Weisenburger JH, et al. Inhibition of carcinogenesis: vitamin C and the prevention of gastric cancer. Prev Med 1980; 9: 352-61.

Zeist, maart 1990,

Van der Zon onderschrijft onze conclusie dat weinig of geen onderzoek is verricht naar het vóórkomen van bepaalde aandoeningen en het gebruik van voedingssupplementen in megadoses. Aanbevelingen voor het gebruik van megadoseringen zijn dus uit dien hoofde ongefundeerd. Ten onrechte wordt echter de indruk gewekt, dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden (ADH's) zouden voldoen aan een minimumbehoefte en zodoende veraf zouden staan van de zogenaamde ‘optimumbehoefte’. Met behulp van de beschikbare onderzoeksgegevens is en wordt nog steeds een redelijke schatting gemaakt van de hoeveelheden voedingsstoffen (bijv. van vitamine C) die in de dagelijkse voeding aanwezig moeten zijn om bij de gezonde mens zijn lichaamsvoorraad aan deze stoffen en zijn gezondheid in stand te houden. Er is vrijwel geen onderzoek dat aantoont dat een inneming op het niveau van de ADH's minder bescherming biedt tegen bepaalde ziekten (bijv. kanker) dan een hoge tot zeer hoge inneming. Een hoger risico bij een lager dan aanbevolen hoeveelheid is wél herhaaldelijk aangetoond. Daarnaast is, alhoewel in modelsystemen een gunstig effect van bijv. vitamines met een anti-oxydatieve functie kan worden aangetoond (bijv.β-caroteen in tumorcelkweek), genezing van o.a. tumoren bij de mens door hoge inneming van vitamines op zijn minst twijfelachtig.

Dat ADH's tussen landen kunnen verschillen is juist, doch zelden bedragen deze verschillen meer dan een factor twee. Behalve verschillen in benadering bij het opstellen en in beoogd gebruik van de ADH's zijn verschillen in lokale voedingsgewoonten, lichaamsbouw, etc. hiervan de oorzaak. Bij megadoseringen gaat het evenwel om aanzienlijk grotere hoeveelheden. De officiële aanbevelingen, die zich willen baseren op harde feiten, laten voorlopig geen ruimte voor megadoseringen. De individuele mens kan evenwel op grond van (overigens vermeende en onbewezen) veiligheid of angst voor ziekten toch kiezen voor het gebruik van megadoseringen. Of dit verstandig is moet echter worden betwijfeld. Enerzijds vallen tot nu toe dergelijke produkten buiten enige vorm van objectieve controle. Anderzijds tonen recente gegevens uit de Verenigde Staten, waar meer dan 30% van de volwassen bevolking supplementen gebruikt met in veel gevallen doseringen die een reëel gevaar voor vergiftiging opleveren,1 waartoe deze ontwikkeling kan leiden. Het baat dan niet, maar schaadt mogelijk wel.

J. Schrijver
R.J.J. Hermus
Literatuur
  1. Anonymus. Use of vitamin and mineral supplements in the United States. Nutr Rev 1990; 48: 161-2.