Maatregelen ter voorkoming van mastitis puerperalis

Klinische praktijk
H.H.M. de Boer
C. van Weel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:292-4
Download PDF

artikel

Mastitis puerperalis is een acute cellulitis van het interlobulaire weefsel van de borstklier. De aandoening is in het algemeen unilateraal en wordt gekenmerkt door koorts (lichaamstemperatuur boven 38,5°C) en plaatselijke roodheid van de huid.

Pathogenese en symptomen

De verwekker is doorgaans Staphylococcus aureus. De infectie ontstaat meestal in de eerste weken van het kraambed als gevolg van het binnendringen van de verwekker via een tepelkloof. Veelal bestaat er tevens zogstuwing. Als de bacteriën uit de nasofarynx van het kind afkomstig zijn, kan de melk van de contralaterale borst de bacteriën ook herbergen zonder tekenen van infectie.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de endemisch en de epidemisch voorkomende mastitis.12 De laatste vorm is primair een infectie van het melkgangsysteem en is dus een adenitis. De tepel is zonder afwijkingen. De infectie wordt bijna altijd overgebracht door een drager of draagster van een penicilline-resistente S. aureus die werkzaam is op de kraamafdeling van een ziekenhuis.

Onder invloed van prolactine en het wegvallen van het door de placenta geproduceerde lactogeen wordt de melkproduktie begonnen. Het parenchym van de borstklier wordt oedemateus en er ontstaat stase van veneuze en lymfatische afvloed. Mogelijk spelen deze factoren eveneens een rol bij de verhoogde gevoeligheid voor infectie.

De infectie manifesteert zich meestal niet voor de vijfde dag na de bevalling en heel vaak veel later, in de derde of vierde week. Een pijnlijke plek in de borst met enige rode verkleuring van de huid in de buurt van de areola is dikwijls het eerste symptoom, gevolgd door een infiltraat, koorts en algemene tekenen van malaise.

‘Griep’ in het kraambed is een mastitis tot het tegendeel bewezen is.3 In twee derde van de gevallen is de verwekker een S. aureus, maar ook een Staphylococcus epidermidis en streptokokken kunnen worden geïsoleerd.

Frequentie

In de huisartsenpraktijk wordt voor mastitis puerperalis een incidentie van 0,5-1,5 gevonden.45 Dat betekent, dat globaal 1 à 2 patiënten met deze infectie per jaar per huisartsenpraktijk zullen voorkomen. In figuur 1, waarin het vóórkomen van mastitis over de afgelopen 15 jaar weergegeven wordt, is gebruik gemaakt van gegevens van de Continue Morbiditeitsregistratie:4 ongeveer 8 van de kraamvrouwen maakt een mastitis door. In de loop der jaren schommelt dit cijfer zonder dat er van een duidelijke toe- of afname kan worden gesproken. Door hoeveel kraamvrouwen borstvoeding wordt gegeven, varieert eveneens in de tijd. Gedurende de in figuur 2 beschreven periode blijkt ruim 60 van de kraamvrouwen borstvoeding te geven, terwijl in die tijd geen overtuigende toe- of afname van mastitis puerperalis wordt aangetroffen.

Twee van de drie vrouwen met mastitis blijken voor het eerst zwanger te zijn geweest. De samenhang tussen mastitis en eerste zwangerschap is niet duidelijk. In minder dan 10 van de gevallen reageert de infectie niet op conservatieve maatregelen en ontstaat een abces.

Thomsen et al. wezen er op dat veel kraamvrouwen met ontstekingsverschijnselen in de borstklier zogstuwing en (of) een niet-bacteriële ontsteking hebben.6 Zij baseerden deze uitspraak op leukocyten- en bacterietellingen in de melk. De diagnose mastitis is dus in zekere zin te vaak gesteld. Dat geldt, naar moet worden aangenomen, ook bij de door de Continue Morbiditeitsregistratie geleverde gegevens van de huisartsenpraktijk.

Behandeling

Het is in geval van een bacteriële infectie van belang abcesvorming te voorkomen. Daartoe dienen snel antibiotica te worden toegediend: bij voorkeur een synthetisch smal-spectrumpenicillinepreparaat, dat effectief is tegen stafylokokken die ongevoelig voor ?-lactamase zijn. Een dergelijk geneesmiddel is flucloxacilline (3 dd 500 mg, per os).

Indien de juiste therapie niet binnen 24 uur wordt aangevangen, ontstaat er een abces.7 Het abces moet chirurgisch geopend worden en gedraineerd. De incisie is meestal mogelijk in de richting van de huidlijnen, zodat het litteken minimaal zal zijn. Bindweefselschotten in het abces dienen met de vinger gekliefd te worden, opdat er voldoende drainage zal zijn.

De behandeling dient er uiteraard op gericht te zijn abcesvorming te voorkomen. Waakzaamheid en anticiperen op de mogelijkheid van stuwing vormen hiertoe de sleutel.

Het belangrijkste therapeutische advies aan een kraamvrouw met ontstekingsverschijnselen in de borst is er voor te zorgen dat de borst goed geleegd wordt.8 Om de spanning van de borst te verminderen vóór het kind wordt aangelegd, worden borstmassage en eventueel kolven geadviseerd. Tevens wordt aanbevolen vaker te voeden en daarbij steeds te beginnen met de ontstoken borst.

Maatregelen ten aanzien van de zuigeling

In het algemeen is het niet nodig de zuigeling bij wijze van voorzorg antibiotica toe te dienen. Flucloxacilline wordt in de moedermelk uitgescheiden. In hoeverre dit middel een ‘preventieve’ werking heeft, is onbekend. Het is van belang de borstvoeding – zo nodig vaker per dag – voort te zetten. Uitsluitend in geval van purulent exsudaat uit de tepel of van een duidelijk abces dient het zogen uit de borst te worden gestaakt. Voeden uit de contralaterale borst kan dan worden voortgezet, zo nodig aangevuld met bijvoeding.

Preventie

‘An ounce of prevention is worth a pound of cure.’9 Het realiseren van dit door Applebaum geformuleerde uitgangspunt betekent in het geval van mastitis puerperalis een goede begeleiding van de kraamvrouw. Een eerste punt van belang hierbij is de vrouw te ‘leren voeden’; dit geldt met name voor kraamvrouwen met een eerste kind, die het grootste risico van mastitis lopen. Een ervaren kraamhulp kan de kraamvrouw over het voeden adviseren. Pas als de borstvoeding goed verloopt, kan het kind de borsten goed leegdrinken en wordt stuwing voorkomen.

Een goede hygiëne bij kraamvrouw en verpleging is uiteraard essentieel. Thuis bevallen lijkt in dit opzicht een voordeel boven bevallen in een kraamkliniek of in een ziekenhuis waar de kans op infecties groot is. Elke dag moeten de borsten van de kraamvrouw gecontroleerd worden.10 Bij stuwing wordt geadviseerd vaker uit die borst te voeden.

De lichaamstemperatuur dient nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Bij verhoging wijzend op een infectie (‘griep’) dient gezocht te worden naar de eerste tekenen van mastitis. Hierdoor kan de huisarts vroegtijdig de stuwing opmerken en juiste voedingsadviezen geven.

Op die manier is het mogelijk een zorgvuldige diagnose te stellen zonder meteen al antibiotica voor te schrijven en in geval van een bacteriële infectie kan op tijd een penicilline-preparaat verstrekt worden, waardoor abcesvorming vermeden wordt.

Wij danken drs.C.van den Boogaard voor het ter beschikking stellen van de gegevens van figuur 2 uit zijn proefschrift in voorbereiding.

Literatuur
  1. Niebyl JR, Spence MR, Parmley TH. Sporadic (nonepidemic)puerperal mastitis. J Reprod Med 1987; 20: 97-100.

  2. Sherman AJ. Puerperal breast abscess. 1. Report of anoutbreak at Philadelphia General Hospital. Obstet Gynecol 1956; 7:268-73.

  3. Ogle KS, Davis S. Mastitis in lactating women. J Fam Pract1988; 26: 139-44.

  4. Hoogen HJM van de, Huygen FJA, Schellekens JWG, Straat JM,Velden HGM van der. Morbidity figures from general practice. Nijmegen:Nijmeegs Universitair Huisarts Instituut, 1985.

  5. Lamberts H. Morbidity in general practice. Utrecht:Huisartsenpers, 1984.

  6. Thomsen AC, Espersen T, Maigaard S. Course and treatmentof milk stasis, noninfectious inflammation of the breast and infectiousmastitis in nursing women. Am J Obstet Gynecol 1984; 149: 492-5.

  7. Devereux WP. Acute puerperal mastitis. Evaluation of itsmanagement. Am J Obstet Gynecol 1970; 108: 78-81.

  8. Anonymus. Puerperal mastitis (Editorial). Br Med J 1976;i: 920-1.

  9. Applebaum RM. The modern management of successful breastfeeding. Pediatr Clin North Am 1970; 17: 203-25.

  10. Anonymus. Afspraken betreffende samenwerkinghuisarts-verloskundige. Huisarts en Wetenschap 1974; 17:137-40.

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Algemene Chirurgie: prof.dr.H.H.M.de Boer, chirurg.

Vakgroep Huisartsgeneeskunde: prof.dr.C.van Weel, huisarts.

Contact prof. dr.H.H.M. de Boer

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zwolle, februari 1989,

De collegae De Boer en Van Weel stellen in hun artikel zonder omwegen dat er bij een mastitis puerperalis altijd een abces ontstaat, indien hier niet snel antibiotica worden toegediend (1989;292-4). Onze ervaringen wijzen op het tegendeel: de afgelopen 5 jaar zagen wij 20 patiënten met mastitis puerperalis, nimmer gaven wij antibiotica, nimmer zagen wij een abces. Eén van ons adviseert het intensief gebruik van ijscompressen, de ander (antroposofisch arts) werkt met frequente toediening van kwarkcompressen. Minstens even belangrijk vinden wij het advies bedrust; een advies dat in bovenstaand artikel niet wordt genoemd. Diverse malen zagen wij recidieven na een te snelle mobilisatie.

Bovendien: onlangs verrichtten wij in onze waarneemgroep (9 huisartsen) een inventarisatie van alle gevallen van mastitis: de afgelopen 10 jaar waren er 15 abcessen ontstaan: 14 van de 15 abcesgevallen werden voorafgegaan door een behandeling met antibiotica. Ons regime wordt ook geadviseerd in het leerboek De voortplanting van de mens van Kloosterman en door de voormalige hoogleraar heelkunde Boerema.12

Concluderend stellen wij dat er op dit gebied allesbehalve consensus bestaat en dat verder onderzoek in deze zeer gewenst is.

J.B.T. Meijer
Chr. Meyer
Literatuur
  1. Kloosterman GJ. De voortplanting van de mens. 7e druk. Weesp: Centen, 1985.

  2. Boerema I. Handleiding bij de studie der chirurgie. 3e druk. Amsterdam; Scheltema, Holkema en Vermeulen, 1972: 275.

Nijmegen, maart 1989,

Met belangstelling lazen wij het commentaar van de collegae Meijer en Meyer. In ons artikel schreven wij: ‘Indien de juiste therapie niet binnen 24 uur wordt aangevangen, ontstaat er een abces.’ Wij stelden echter ook: ‘Er is vaak sprake van zogstuwing of een niet-bacteriële ontsteking. De diagnose mastitis is dus in zekere zin te vaak gesteld.’ De beide collegae verwijzen naar het leerboek De voortplanting van de mens. Op bl. 281 van dit leerboek leest men ‘Men onderscheidt 2 stadia van mastitis puerperalis, de mastitis incipiens, de beginnende of dreigende mastitis en de mastitis abcedans, de abcederende vorm. Therapie: als de vrouw borstvoeding wil blijven geven, kan men haar bedrust voorschrijven en zorgen voor goed ledigen van de borst door bij elke voeding te beginnen met de zieke kant. Zo nodig kan men de melk afkolven. Velen geven analgetica en een ijsblaas, welke laatste de analgesie en de rust ten goede komt. Over antibiotica verschillen de meningen. Vaak zijn binnen één of twee etmalen de ontstekingsverschijnselen verdwenen.’ Wij kunnen het met deze uitspraken in grote lijnen eens zijn, doch bij een deel van de patiënten voorkomt men de abcedering niet, indien zo gehandeld wordt. Vandaar ons advies: ‘Is er sprake van een bacteriële ontsteking, dan is het van belang abcesvorming te voorkomen.’ Wij zijn voorstanders van het geven van antibiotica in dit stadium. Ook stelden wij onder het hoofdje preventie dat voorkomen belangrijker is dan genezen. Naar onze mening is het leren voeden, een goede hygiëne en het voorkomen van zogstuwing belangrijker dan het toedienen van ijs of kwark.

H.H.M. de Boer
C. van Weel