Voor veel klachten over het functioneren van de darmen kan met het huidige diagnostische arsenaal geen verklaring worden gevonden. De aandoening van deze patiënten wordt vaak geclassificeerd als prikkelbare-darmsyndroom,1 ‘irritable bowel syndrome’23 of ‘irritable colon’, hoewel de symptomen soms niet tot het colon zijn beperkt. Tegenwoordig wordt aangenomen dat een motiliteitsstoornis in het colon de oorzaak is van de symptomen diarree, obstipatie en (of) pijn. Een van de redenen waarom deze patiënten onvoldoende kunnen worden geholpen, is het gebrek aan kennis en juiste diagnostische methoden met betrekking tot het normaal of abnormaal functioneren van, vooral, het colon.
In dit artikel zullen enige recente ontwikkelingen in het onderzoek naar de motiliteit van het colon worden toegelicht, met speciale aandacht voor de eigenschappen van de spiercellen van het colon, die bestudeerd kunnen worden door hun elektrische activiteit te meten.
Methoden om de elektrische activiteit van darmspiercellen te meten
Elektrische…
(Geen onderwerp)
Rotterdam, januari 1988,
Bij lezing van het artikel van Huizinga (1988;105-9) blijkt het te gaan over metingen van elektrische activiteit in het colon. De auteur begint met de constatering dat gebrek aan diagnostische methoden een van de oorzaken is dat patiënten met defecatieproblemen en (of) buikpijnklachten onvoldoende kunnen worden geholpen. Hij besluit met de mededeling dat bij patiënten met het irritable bowel syndrome (IBS) geen kenmerkende patronen in elektrische en motorische activiteit worden waargenomen, ‘waardoor de diagnose blijft: onverklaarde buikklachten’.
Had de auteur het artikel van Holdstock et al. in zijn beschouwing betrokken dan was zijn eindconclusie genuanceerder geweest.1 Uit deze studie blijkt dat bij 5 patiënten met het pijnlijke IBS de pijn samenviel met, door intraluminale drukmeting vastgestelde, verhoogde motiliteit van het colon. Weliswaar konden anderen deze coïncidentie niet vaststellen, doch op z'n minst is de wetenschappelijke nieuwsgierigheid gewekt.2
Mijn promotie-onderzoek gaat dan ook o.a. over de relatie tussen pijn, drukmeting en sigmoïdcontracties.3 Daarbij werd bij 21 patiënten met een pijnlijk IBS een verband gevonden tussen hoge druk, pijn en segmenterende sigmoïdcontracties. Zoals hoge druk in de bloedvaten kan leiden tot hoofdpijn, zo kan hoge druk in de darm leiden tot buikpijn.
Huizinga schrijft overigens elders zelf dat de relatie tussen de elektrische en de motorische activiteit nog onduidelijk is.4 Er word+ zelfs gesproken over ‘no firm foothold on a slippery slope’.5
Het lijkt mij dat wij de eindconclusie van Huizinga met betrekking tot de motoriek bij het IBS dan ook als een ‘slip of the pen’ kunnen beschouwen. Het lijkt erop alsof hij de twee parameters van de colonmotoriek: elektromyografie en intraluminale drukmeting verwart. De ultieme ‘motiliteitsparameter’ is natuurlijk de beweging van de darmwand. Deze kan röntgenologisch zichtbaar worden gemaakt.3 Het functionele coloninlooponderzoek, waarbij een correlatie vastgesteld kan worden tussen het optreden van de pijn en een abnormale, segmenterende colonmotiliteit is de juiste diagnostische methode bij patiënten met onverklaarbare buikklachten, zodat de diagnose pijnlijk IBS gesteld kan worden en de patiënten geholpen kunnen worden.
Holdstock JD, Misiewicz JJ, Waller SL. Observations on the mechanism of abdominal pain. Gut 1969; 10: 19-31.
Bloom AA, LoPresti P, Farrar JT. Motility of the intact human colon. Gastroenterology 1968; 54: 232-40.
Ritsema GH. Painful irritable bowel syndrome and diverticulosis. One hypermotile state? Correlation of pain and hypermotility. Groningen, 1987. Proefschrift.
Huizinga JD, Stern HS, Chow E, Diamant NE, El-Sharkawy TY. Electrophysiologic control of motility in the human colon. Gastroenterology 1985; 88: 500-11.
Almy TP. The irritable bowel syndrome. Back to square one? Dig Dis Sci 1980; 25: 401-3.
(Geen onderwerp)
Hamilton (Ontario), februari 1988,
De relatie tussen pijn en motorische activiteit van de darmen is niet eenvoudig, zoals blijkt uit een aantal door Ritsema geciteerde studies. Holdstock et al. beschrijven 5 patiënten met IBS die pijn kregen en bij wie drukmetingen in het colon abnormaal hoge drukken te zien gaven.1 Bij 4 van hen kon een relatie worden aangetoond tussen de pijn en de hoge druk. Bij 1 patiënt was dat niet het geval. Bij een patiënt die gastrectomie had ondergaan, kon een relatie worden aangetoond tussen pijn en coloncontracties. Bloom et al. bestudeerden 10 IBS-patiënten, bij wie geen relatie kon worden aangetoond tussen pijn en motiliteit.2
Ritsema beschrijft in zijn proefschrift dat bij 14 van 15 patiënten die een typische pijn kregen tijdens een bariumonderzoek, deze pijn in verband kon worden gebracht met sigmoïdcontracties.3 Het is uit zijn studie niet duidelijk om welk percentage IBS-patiënten uit een praktijk van een maag-darmspecialist het hier gaat. De ervaring in het McMaster universiteitsziekenhuis te Hamilton is dat slechts een gering aantal IBS-patiënten een typische pijn ervaart tijdens een bariumonderzoek (G.Stephenson, schriftelijke mededeling 1987). Een andere bevinding in Ritsema's proefschrift is dat de gemiddelde intraluminale druk bij IBS-patiënten hoger is dan bij gezonde individuen, maar lager dan bij een groep patiënten met diverticulosis die geen pijn kregen. Er is dus geen eenvoudige relatie tussen de amplitude van drukgolven en pijn.
In een recente studie bestond bij 12 van 18 patiënten met pijnlijke IBS een relatie tussen pijn en contracties van het ileum en proximale deel van het colon.4 Deze relatie werd ook gevonden bij 3 van 6 gezonde personen die buikpijn kregen tijdens het onderzoek. Pijn noch verhoogde sigmoïdcontracties, noch de combinatie is dus specifiek voor IBS. Deze studies ondersteunen dus mijn conclusie dat geen specifieke motorische patronen zijn waargenomen bij IBS-patiënten.
IBS moet worden beschouwd als een heterogeen ziektebeeld. Een positieve diagnose voor IBS kan worden verkregen door een zorgvuldige anamnese.5 De meeste patiënten reageren goed op een vezelrijk dieet, wat Ritsema in zijn proefschrift bevestigt. Ik ben het daarom oneens met Ritsema dat een (duur en voor de patiënt vervelend) coloninlooponderzoek altijd nodig of wenselijk is voor het stellen van de diagnose IBS.
Om meer inzicht te verkrijgen in de pathofysiologie van IBS is het belangrijk verschillende onderzoekmethoden te gebruiken die elkaar aanvullen, zoals metingen van elektrische activiteit, drukmetingen en radiologie. Darmmotiliteit tijdens een bariumonderzoek moet overigens niet worden beschouwd als de ‘ultieme motiliteitsparameter’. Het is een momentopname van darmbewegingen onder experimentele omstandigheden. Mijn artikel laat zien dat recent onderzoek ons inzicht in de relatie tussen elektrische en motorische activiteit van het menselijke colon heeft vergroot. Tot slot, Almy suggereert niet, zoals door dr. Ritsema wordt beweerd, dat wij ‘no strong foothold on a slippery slope’ hebben met betrekking tot elektrische en motorische activiteit.6 Almy zegt in feite: Als IBS met zekerheid kan worden herkend bij een patiënt (met en zonder symptomen) door zijn patroon van myo-elektrische activiteit of een andere indicatie van een abnormaal ritme... ‘we will have gained a firm foothold on a slippery slope’. Het lijkt me duidelijk dat zowel dr. Ritsema als ik daarnaar werken.
Holdstock DJ, Misiewicz JJ, Waller SL. Observations on the mechanism of abdominal pain. Gut 1969; 10: 19-31.
Bloom AA, LoPresti P, Farrar JT. Motility of the intact human colon. Gastroenterology 1968; 54: 232-40.
Ritsema GH. Painful irritable bowel syndrome and diverticulitis. Groningen, 1987. Proefschrift.
Kelow JE, Phillips SF. Altered small bowel motility in irritable bowel syndrome is correlated with symptoms. Gastroenterology 1987; 92: 1885-93.
Manning AP, Thompson WG, Heaton KW, Morris AF. Towards a positive diagnosis of irritable bowel. Br Med J 1978; 2: 653-4.
Almy TP. The irritable bowel syndrome. Back to square one? Dig Dis Sci 1980; 25: 401-3.