Inleiding
Sedert mensenheugenis is een van de belangrijkste diensten die een arts zijn medemens kan bewijzen het verlichten van pijn. Ook bij allerlei ziekten, waarvoor langzamerhand oorzakelijke behandelingswijzen ter beschikking staan, speelt de symptomatische pijnbestrijding in het begin een niet onbelangrijke rol. Daarnaast is de moderne mens het pijnvrij zijn langzamerhand als een recht gaan beschouwen; bij de eerste tekenen van verkoudheid, hoofdpijn of andere het normale functioneren belemmerende ongemakken wordt al snel naar de vrij bij drogist of apotheker verkrijgbare pijnstillende pil gegrepen. Het ruime assortiment, waaruit een keuze gemaakt kan worden, suggereert dat voor alles een oplossing te…
Artikelinformatie
Aanvaard op
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:2332-4
Vakgebied
(Geen onderwerp)
Breda, januari 1987,
Met belangstelling las ik het artikel over pijnstillers (1986;2332-4). Een kanttekening wil ik maken bij het probleem van de ‘aspirine-astma’. Enige mogelijke verklaringen hiervoor werden onlangs in dit tijdschrift gegeven.1 De exacte oorzaak is nooit met zekerheid aangetoond, maar het is wel duidelijk dat er geen sprake is van een antigeen-antilichaamreactie, dus geen sensibilisatiemechanisme. Een praktische consequentie hiervan is dat de aspirine-allergie niet met een huidtest of een RAST-test aan te tonen is. Ook bestaat er geen hypo- of desensibilisatietherapie voor de aspirine-allergie. Een ander feit is dat aspirine vaak de eerste keer dat het wordt ingenomen bronchoconstrictie veroorzaakt. De patiënt hoeft dus niet eerst gesensibiliseerd te worden.
Kreukniet J, Remmerts G. Intrinsiek asthma bronchiale. [LITREF JAARGANG="1986" PAGINA="2298-301"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 2298-301.[/LITREF]
(Geen onderwerp)
Groningen, januari 1987,
Het artikel van collega Offerhaus waarin de bijwerkingen van acetylsalicylzuur ter sprake komen (1986;2332-4), vraagt om een aanvulling over de gevaren van de toediening van dit middel aan patiënten met recidiverende urticaria.1 Recidiverende urticaria is een veel voorkomende huidaandoening. Minstens een kwart van de patiënten met urticaria heeft een intolerantie voor acetylsalicylzuur. Levenbedreigende reacties waaronder shockverschijnselen zijn beschreven.2 Sensibilisatie speelt geen rol bij intolerantie voor acetylsalicylzuur, reacties komen voor bij patiënten die het middel nooit eerder gebruikten. Ondanks veelvuldig onderzoek is de consensus momenteel dat er geen allergische mechanismen betrokken zijn bij het ontstaan van zgn. aspirine-intolerantie.23
De aspirine-urticaria wordt nog vrij algemeen onderschat in Nederland, getuige de tekst van het ‘Farmacotherapeutisch Kompas 1987’ en het ‘Repertorium Farmaceutische Specialités 1985/1986’. De resultaten van het Nederlandse onderzoek naar aspirine-intolerantie bij urticaria-patiënten,1 zijn inmiddels bevestigd in de literatuur.2-5
Doeglas HMG. Reactions to aspirin and food additives in patients with chronic urticaria, including the physical urticarias. Br J Dermatol 1975; 93: 135-44.
Schlumberger HD. Drug-induced pseudo-allergic syndrome as exemplified by acetylsalicylic acid intolerance. In: Dukor P, Schlumberger HD, West GB, eds. Pseudo-allergic reactions. Involvement of drugs and chemicals. Vol 1. Basel: Karger, 1980: 125-203.
Abrishami MA, Thomas J. Aspirin intolerance, a review. Ann Allergy 1977; 39: 28-37.
Vane JR. The mode of action of aspirin and similar compounds. J Allergy Clin Immunol 1976; 58: 691-712.
Settipane GA. Aspirin and allergic diseases: a review. Am J Med 1983; 74: 102-9.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, januari 1987,
Het bestek van de artikelenserie ‘Farmacotherapie’ is te beperkt om erg gedetailleerd op alle aspecten van de behandelde geneesmiddelen in te gaan. Collega Doeglas stelt echter inderdaad volkomen terecht, dat zgn. aspirine-urticaria bij het ziektebeeld van de chronische idiopathische urticaria een frequent en ernstig probleem is. De matige werkzaamheid van de gebruikelijke H1-receptorblokkerende middelen bij dit ziektebeeld wijst op een andere pathogenese dan bij de allergische urticaria. De door collega Doeglas beschreven kruisovergevoeligheid met indometacine,1 wijst eveneens in de richting van een ander mechanisme, nl. mogelijkerwijze via cyclo-oxygenaseremming.2 Er bestaat echter buitengewoon veel verwarring over de frequentie waarmee bronchospastische reacties en urticaria ontstaan bij incidenteel gebruik van acetylsalicylzuur.3 Bij prospectief onderzoek van geselecteerde groepen astma-patiënten vindt men veel hogere cijfers dan bij onderzoek van een ongeselecteerde groep. Het merkwaardige is, dat men eigenlijk in alle literatuur steeds maar weer verwezen wordt naar een en dezelfde bron, nl. Settipane et al.,4 en dat andere vergelijkbare frequentieberekeningen ontbreken. Hoe groot het risico voor de gemiddelde incidentele gebruiker van acetylsalicylzuur is, is dus niet nauwkeurig bekend, maar gezien de omzetcijfers van het middel vermoedelijk bijzonder klein. Ik ben het overigens in ieder geval met collega Doeglas eens, dat bij patiënten met chronische idiopathische urticaria, angioneurotisch oedeem en (of) asthma bronchiale de nodige voorzichtigheid met acetylsalicylzuur betracht dient te worden.5
Doeglas HMG. Reactions to aspirin and food additives in patients with chronic urticaria, including the physical urticarias. Br J Dermatol 1975; 93: 135-41.
Szczeklik A. Analgesics, allergy and asthma. Br J Clin Pharmacol 1980; 10: 401S-5S.
Vanecek J. Antipyretic analgesics. In: Dukes MNG, ed. Meyler's side effects of drugs. 10th ed. Chapter 9. Amsterdam: Elsevier, 1984: 137-9.
Settipane GA. Aspirin and allergic diseases: a review. Am J Med 1983; 74: 102-9.
Rainsford KD. Aspirin and the salicylates. Chapter 5. Side-effects and toxicology of the salicylates. Londen: Butterworths, 1984: 240-1.