Samenvatting
Doel
Analyseren van de incidentie en de prognose van de ziekte van Parkinson in de algemene bevolking en onderzoeken of subjectieve motorische klachten voorspellende waarde hebben voor het optreden van deze ziekte.
Opzet
Prospectieve cohortstudie.
Methode
Bij 6969 personen van 55 jaar en ouder werd een interview afgenomen, lichamelijk onderzoek gedaan en cognitieve tests uitgevoerd in 3 onderzoeksronden in de periode 1990-1999. Daarnaast was er continue geautomatiseerde gegevensverzameling. Berekend werden leeftijds- en geslachtsspecifieke incidentiecijfers, het relatief risico op dementie en overlijden, en de relatie tussen subjectieve motorische klachten bij aanvang van de studie en het latere risico op de ziekte van Parkinson.
Resultaten
Gedurende het onderzoek werden 67 deelnemers op grond van klinische criteria gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson. Bij 39% van hen was deze diagnose niet eerder gesteld. De incidentie per 1000 persoonsjaren per leeftijdscategorie bedroeg respectievelijk 1,4 (65-74 jaar), 3,3 (75-84 jaar) en 4,3 (85 jaar en ouder). Patiënten met de ziekte van Parkinson kregen significant vaker dementie (hazardratio (HR): 2,80; 95%-BI: 1,79-4,38) en hadden een kortere levensverwachting (HR voor sterfte: 1,83; 95%-BI: 1,47-2,26) dan deelnemers zonder de ziekte. Subjectieve klachten van stijfheid, trillen en een onvast gevoel zonder objectiveerbare symptomen hielden verband met een significant verhoogd risico op een toekomstige diagnose ‘ziekte van Parkinson’.
Conclusies
De ziekte van Parkinson wordt in de algemene bevolking mogelijk niet altijd herkend en gaat gepaard met een hoger risico op dementie en een kortere levensverwachting. Een tekort aan dopamine vroeg in het ziekteproces geeft wellicht al subtiele verschijnselen lang voordat de kenmerkende motorische symptomen optreden.
Reacties