Samenvatting
Om de werkzaamheid van yoghurt bij de behandeling van candidosis vaginalis te beoordelen, zijn een in vitro-onderzoek met yoghurt en een klinisch onderzoek waarin de doeltreffendheid van de behandeling met yoghurt- en met miconazol-tampons werd vergeleken, uitgevoerd. Uit het in vitro-onderzoek bleek dat yoghurt voor Candida albicans juist groeibevorderende factoren bevat. C. albicans groeide in vitro beter in Biogarde-yoghurt dan in Sabouraud-bouillon, ongeacht of de Candida species werd verkregen uit het vaginale vocht van patiënten of dat een bekende stam C. albicans werd gebruikt, waaraan vaginaal vocht van vrouwen zonder candidosis vaginalis werd toegevoegd.
Het vergelijkende onderzoek met Biogarde-yoghurt- en met miconazol-tampons liet zien dat de behandeling met miconazol-tampons aanzienlijk doeltreffender was. In de yoghurtgroep genazen 2 van de 15 vrouwen en in de miconazolgroep 11 van de 14 vrouwen.
Van de behandeling van candidosis vaginalis met Biogarde-yoghurt kan geen genezing worden verwacht.
(Geen onderwerp)
Groningen, april 1987,
Van de behandeling van candidosis vaginalis met yoghurt is geen genezing te verwachten, zo concluderen Bisschop et al. in hun – ook door de lekenpers – belangwekkend gevonden artikel (1987;159-61). Toch zijn bij ons enige vragen gerezen, met name over de validiteit van het onderzoek:
1. Bisschop et al. betrokken bij hun onderzoek twee groepen vrouwen met candidosis vaginalis: de ene groep (14 vrouwen) werd behandeld met vaginale miconazoltampons, de andere (15 vrouwen) met yoghurttampons. Naar onze mening is dit een te kleine steekproef; bij onderzoek betreffende een multifactorieel bepaalde aandoening zoals candidosis vaginalis is matching op een aantal variabelen een eerste vereiste.
2. Het is niet uitgesloten dat de genezingspercentages in de groepen beïnvloed worden door het optreden van herinfecties, onder andere uit de tractus digestivus of door coïtus met de partner. Een frappant verschil tussen de twee vergeleken groepen is in dit verband dat de miconazolgroep waarschijnlijk minder gelegenheid tot coitusgehad heeft gezien het feit dat zij vijf maal 24 uur een tampon in hadden, in tegenstelling tot de yoghurtgroep die slechts twee maal 3 uur een tampon droeg.
3. Hoe definiëren Bisschop et al. een ‘normale’ pH, als ‘in de vagina van gezonde vrouwen zonder candidosis vaginalis... reeds een iets lager(e) dan normale zuurgraad aanwezig (blijkt) te zijn.’?
4. Uit het onderzoek van Bisschop et al. blijkt dat de subjectieve klachten wel degelijk verminderen bij yoghurtapplicatie: voor patiënten die vaak ‘schimmelklachten’ hebben, een niet te verwaarlozen gegeven.
Op de anticonceptie-polikliniek van het Academisch Ziekenhuis in Groningen blijken vrouwen vaak baat te hebben bij een ‘yoghurtweekje’, al dan niet ter ondersteuning van medicamenteuze therapie. Een alternatief is spoelen met een melkzuuroplossing (Lactacyd) of zelfs gewone tafelazijn (60 ml in 1 liter water). Met hun naar onze mening voorbarige conclusie, dat yoghurt alleen oraal gebruikt dient te worden, gaan de auteurs bovendien voorbij aan de mogelijke werkzaamheid van yoghurt bij andere verstoringen van het vaginale milieu, zoals bij bacteriële vaginose.
Uit de literatuur is het recidiverende karakter van candidosis vaginalis ondanks behandeling met chemotherapeutica zoals miconazol, overbekend. Ook in het onderzoek van Bisschop et al. heeft na 7 weken ruim een kwart van de aanvankelijk ‘genezen’ vrouwen uit de miconazolgroep een recidief. Derhalve hadden de schrijvers behalve bij de therapeutische waarde van yoghurt wellicht ook enige vraagtekens kunnen plaatsen bij de therapeutische waarde van miconazol.
(Geen onderwerp)
Tilburg, juni 1987,
Met verbazing hebben wij kennis genomen van de ingezonden brief van de collegae Intveld et al. naar aanleiding van ons artikel.
Ad 1. De briefschrijvers menen dat de steekproef te klein is. Wij zijn met hen van mening dat candidosis vaginalis multifactorieel bepaald is. De manier waarop de patiëntengroepen tot stand zijn gekomen maakt het zeer onwaarschijnlijk dat het zeer grote verschil in behandelingsresultaat dat werd verkregen, moet worden toegeschreven aan factoren bij de patiënten zelf. Ten aanzien van zogenaamde predisponerende factoren hebben wij dit nagegaan en geen verschillen gevonden. Wij zijn dan ook van mening dat de conclusie gewettigd is.
Ad 2. Een herinfectie kan inderdaad vanuit de tractus digestivus ontstaan. In de door ons bestudeerde yoghurtgroep was er niet van een herinfectie sprake, omdat wij bij herhaalde kweken konden vaststellen dat op geen enkel moment de kweken negatief werden. Wat betreft de invloed van de partner verwijzen wij naar onze publikatie in The British Journal of Obstetrics and Gynaecology.1 Na lezing van deze publikatie zullen de schrijvers met ons tot de conclusie komen dat een eventuele geringere coïtusfrequentie in de miconazol-groep niet verantwoordelijk kan zijn voor het gevonden verschil. Overigens werd miconazol slechts 5 dagen gebruikt en yoghurt 3 weken, zodat er bovendien meer reden is te veronderstellen dat juist de coïtusfrequentie in de yoghurtgroep lager is geweest.
Ad 3. Terecht wijzen Intveld et al. op een onjuiste formulering ten aanzien van de normale pH. In vorig onderzoek hebben wij vastgesteld dat bij gezonde vrouwen zonder candidosis vaginalis in geval van zwangerschap en bij gebruik van hormonale contraceptiva, situaties die als predisponerend worden aangemerkt, een lagere zuurgraad in de vagina werd gevonden dan bij gezonde vrouwen zonder candidosis vaginalis.2 Deze lagere zuurgraad biedt dan kennelijk geen bescherming tegen candidosis vaginalis.
Ad 4. De mededeling van de briefschrijvers omtrent een gunstig resultaat van de Groningse yoghurt-week is geheel nieuw voor ons. De auteurs dienen echter te vermelden welke diagnose werd gesteld bij de vrouwen die baat hadden bij de yoghurt-week. Tevens dienen ze aan te geven hoe vaak wel, hoe vaak geen, en welke ‘ondersteunende therapie’ werd gegeven. Het bewijs dat deze gedragslijn of het gebruik van Lactacyd of ‘zelfs gewoon tafelazijn’ zinvol is, is op geen enkele wijze geleverd.
Inderdaad hebben wij de werkzaamheid van yoghurt bij bacteriële vaginose niet onderzocht. Wij beperkten het onderzoek tot ‘schimmelinfecties’ omdat hiervoor yoghurt vaak werd geadviseerd. Zolang resultaten van een onderzoek naar de behandeling van bacteriële vaginose met yoghurt niet bekend zijn, en er wel goede andere behandelingsmethoden bestaan, is er voor yoghurt echter ook bij deze indicatie naar onze mening geen plaats, omdat met yoghurt het ontstaan van een candidosis vaginalis kan worden bevorderd. Wij toonden immers in vitro aan dat yoghurt een uitstekende voedingsbodem voor Candida is.3
Bisschop MPJM, Merkus JMWM. Co treatment of the male partner in vaginal candidosis: a double-blind randomized control study. Br J Obstet Gynaecol 1986; 93: 79-81.
Bisschop MPJM. The hydrogen ion concentration of the vaginal wall. In: Vaginal candidosis. Amsterdam, 1984: 21-8. Proefschrift.
Bisschop MPJM, Merkus JMWM, Cutsem J van. Fluor vaginalis. TGO/JDR 1984; 9: 192-3.