In de afgelopen paar jaar verschenen verschillende netwerkmeta-analyses van de effectiviteit van psychofarmaca bij de behandeling van veelvoorkomende psychiatrische aandoeningen.1-3 De meta-analyse van medicatie voor de gegeneraliseerde angststoornis (GAS), waarvan de resultaten elders in dit tijdschrift beknopt zijn weergegeven,4 borduurt hierop voort en vormt een belangrijke aanvulling op deze reeks artikelen. Hoe moeten we de resultaten van deze meta-analyse interpreteren?
De auteurs van de meta-analyse concluderen dat (a) verschillende psychofarmaca met uiteenlopende werkingsmechanismen effectief zijn voor de behandeling van GAS; en (b) het uitblijven van effect geen reden is om de hoop op te geven dat een ander middel wél effectief is.5 De resultaten echter laten juist zien dat de effecten van de betreffende middelen consistent en onafhankelijk van het werkingsmechanisme betrekkelijk beperkt zijn.
Gegeneraliseerde angststoornis
GAS werd in 1980 voor het eerst in het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-III) opgenomen als restcategorie voor angstgerelateerde lichamelijke klachten (spierspanning), cognitieve klachten (piekeren) en subjectieve klachten (opgejaagd gevoel en bezorgdheid) die niet geclassificeerd konden worden als een opzichzelfstaande stemmingsstoornis of angststoornis. In de daaropvolgende DSM-edities werden de diagnostische criteria voor GAS aangepast om deze fenomenologisch beter af te kunnen grenzen van andere vormen van psychopathologie. Desondanks komt GAS nog altijd voor als een frequente comorbiditeit van depressie en…
Reacties