Voeding en kanker: causale, beschermende en therapeutische aspecten

Klinische praktijk
P.A. van den Brandt
P.C. Dagnelie
M.F. von Meyenfeldt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1414-20
Abstract

Samenvatting

- In prospectieve cohortonderzoeken is er geen verband tussen vetgebruik en borst- en colonkanker.

- Wel vergroot alcohol de kans op kanker van mond-/keelholte, larynx en slokdarm; dit verband is minder duidelijk voor maag-, pancreas-, colon-, rectum- en borstkanker.

- Gebruik van groenten en fruit hangt samen met een risicoreductie voor het ontstaan van long-, slokdarm-, maag- en pancreaskanker. Welke stoffen daarvoor zorgen, is nog onduidelijk: β-caroteen lijkt dat niet te zijn.

- Klinische depletie bij kankerpatiënten ontstaat voornamelijk door ontregeling van metabole processen door de kanker en heeft ongunstige effecten op het beloop en de behandeling.

- Navragen van veranderd eetgedrag, voedselaversie, verminderde voedselinname en gewichtsverloop, geeft een goede indruk over het bestaan van klinische depletie.

- De gunstige effecten van interventie door kunstvoeding als hulpbehandeling bij chemotherapie en radiotherapie zijn zeer klein, bij chirurgie groter, maar nog steeds beperkt.

- Het is onjuist om een te lage voedselinname bij de behandeling van patiënten met kanker te laten voortbestaan; deze rechtvaardigt vroege interventie met (kunst)voeding.

- De voedingsbehoeften van kankerpatiënten en gezonde personen verschillen niet, naar men aanneemt: voor beide is het gebruik van een volwaardige, gevarieerde voeding met voldoende energie, eiwitten, groenten en fruit aanbevolen, conform de richtlijnen voor goede voeding.

- Speciale diëten zoals het Moerman- en Houtsmuller-dieet kunnen in de energie- en overige voedingsbehoeften voorzien, mits dierlijke producten (zoals melkproducten en vlees of vis) niet geheel van het menu worden geschrapt. Voor specifiek gunstige effecten van deze diëten op het ziektebeloop bestaat geen bewijs; mogelijk profiteert de patiënt van het gevoel dat hij of zij bijdraagt aan de eigen gezondheid.

- Als de arts twijfelt aan de vrijwilligheid waarmee de patiënt het alternatieve dieet volgt, of wanneer het gebruik negatieve consequenties heeft (sociaal isolement, financiën), dient men het te ontraden.

Auteursinformatie

Universiteit Maastricht, vakgroep Epidemiologie, Maastricht.

Prof.dr.ir.P.A.van den Brandt, voedingskundige, epidemioloog; dr.ir. P.C.Dagnelie, voedingskundige.

Academisch Ziekenhuis, afd. Algemene Heelkunde, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht.

Prof.dr.M.F.von Meyenfeldt, chirurg.

Contact prof.dr.M.F.von Meyenfeldt

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties