Samenvatting
Onderzocht werd een deel van de 39.463 pasgeborenen die in vier Amsterdamse ziekenhuizen van 1972-1982 à terme geboren werden. De bewerking kwam in vele opzichten overeen met die welke Kloosterman toepaste bij de samenstelling van de zogenaamde ‘Amsterdamse groeicurven’ uit baringen van 1931-1967. De naar geslacht, orde van geboorte en zwangerschapsduur onderscheiden percentielen in de 36e tot en met de 43e zwangerschapsweek kwamen sterk overeen met die van de ‘Amsterdamse groeicurven’. De gemiddelden verschilden 48,5 g ten gunste van de ‘Amsterdamse groeicurven’ bij een geschatte nauwkeurigheid van 50 g van het genoteerde geboortegewicht. Op grond van het voorgaande zijn er geen redenen aan te nemen dat het geboortegewicht de laatste kwart eeuw veranderd is. De zogenaamde Amsterdamse groeicurven kunnen daarom nog steeds gelden als referentiekader voor het aangeven van geboortegewichtspercentielen.
Reacties