Inleiding
de ziekte
Sommige kinderen met rachitis – bij volwassenen spreken wij over osteomalacie – reageren niet goed op de gebruikelijke dosis colecalciferol (vitamine D; 400-1000 IE/dag). Meestal berust deze ‘vitamine D-resistentie’ op hypofosfatemie door fosfaatverlies via de nier. Men spreekt dan van hypofosfatemische rachitis.1 De meest voorkomende variant van deze aandoening erft X-gebonden dominant over en staat bekend als ‘geslachtsgebonden hypofosfatemische rachitis’ (Online Mendelian Inheritance in Men (OMIM) nummer 307800). Er bestaat ook een autosomaal dominant overervende variant (OMIM nummer 193100), maar die is veel zeldzamer.
Bij kinderen uit reeds bekende families met hypofosfatemische rachitis kan de diagnose meestal al in het eerste levensjaar worden gesteld op basis van biochemische bevindingen. Andere kinderen presenteren zich vaak pas in het 2e of 3e levensjaar met in ernst toenemende O- of X-benen (figuur 1), waarbij zij rachitische afwijkingen hebben op de röntgenfoto’s van handen en knieën (figuur…
(Geen onderwerp)
Nijmegen, juli 2006,
Gaarne willen wij commentaar leveren op het goed verzorgde artikel over hypofosfatemische rachitis en het PHEX-gen (2006:1390-4); dit betreft voornamelijk de diagnose en de behandeling. Vooraleer de behandeling wordt gestart, dient de diagnose zeker te zijn. Bij een X-gebonden aandoening zijn meestal aangedane familieleden bekend. Dezelfde symptomen, zij het in lichtere mate, kunnen evenwel ook optreden bij hypofosfatemische rachitis en hypercalciurie, waarbij er een recessieve overerving is. Dit ziektebeeld komt ook in Nederland voor. Behandeling met extra vitamine D leidt bij deze laatste ziekte tot ernstige nefrocalcinose. Recent werd bij dit ziektebeeld een mutatie vastgesteld in SLC34A3 (natriumfosfaatcotransporteur NaPi-IIc).1 In tegenstelling tot de X-gebonden vorm van hypofosfatemische rachitis is bij deze vorm de concentratie van actief vitamine D verhoogd (dit biedt de verklaring voor de hypercalciurie). Het vóórkomen van glucosurie bij ongeveer een derde van de patiënten in een onderzoek, kan verwarring met het fanconi-syndroom veroorzaken.2 Zoals de schrijvers aangeven, bestaat de behandeling uit extra vitamine D en fosfor.2 Is de patiënt eenmaal hierop ingesteld, dan zijn er, naar onze ervaring, zelden hypercalciëmie en hypercalciurie. Een te hoge fosforinname dient vermeden te worden. De serumconcentratie van fosfor wordt nooit normaal omdat bij een stijging van deze concentratie de excretie via de urine toeneemt. Er mag niet gestreefd worden naar een normale fosforconcentratie in serum, aangezien het fosforlek blijft bestaan. Er is een verband tussen de fosforinname en de mate van nefrocalcinosis,3 waarbij calcium-fosfaatstenen worden gevormd. Op dit punt is nog nader onderzoek vereist. Aangeraden wordt niet meer fosfor te geven dan 50 mg/kg verdeeld over de dag. Er is dus momenteel geen volledige behandeling mogelijk.
Lorenz-Depiereux B, Benet-Pages A, Eckstein G, Tenenbaum-Rakover Y, Wagenstaller J, Tiosano D, et al. Hereditary hypophosphatemic rickets with hypercalciuria is caused by mutations in the sodium-phosphate cotransporter gene SLC34A3. Am J Hum Genet. 2006;78:193-201.
Monnens L. X-gebonden vorm van hypofosfatemische rachitis. Nederlands Tijdschrift voor Osteoporose en andere Botziekten. 2002;6:66-9.
Verge CF, Lam A, Simpson JM, Cowell CT, Howard NJ, Silink M. Effects of therapy in X-linked hypophosphatemic rickets. N Engl J Med. 1991;325:1843-8.
(Geen onderwerp)
Utrecht, juli 2006,
Wij danken de collegae Monnens en Levtchenko voor hun aanvulling op ons artikel. Waar wij ons beperkt hebben tot de meest voorkomende aandoening, de X-gebonden hypofosfatemische rachitis, wijzen zij terecht op één van de andere vormen.
Wij onderschrijven uiteraard dat het essentieel is te komen tot een juiste diagnose vooraleer een behandeling te starten. Mutatieanalyse van het PHEX- en het FGF23-gen zoals dat nu in Groningen gedaan kan worden, kan daarbij van grote waarde zijn. De behandeling is in ons artikel slechts beperkt ter sprake gekomen.