Traumatologie in Nederland

Opinie
A.J. van der Linden
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1235-7

In 1985 heeft de Nederlandse Vereniging voor Traumatologie het ‘rode boekje’ gepresenteerd, betreffende de organisatie van de traumazorg in Nederland. In 1988 stelde de stuurgroep Toekomstscenario's Gezondheidszorg vast dat regionalisatie en echelonnering van de traumazorg noodzakelijk zijn. Deze gedachte werd gelanceerd in een rapport onder de titel ‘Ongevallen in het jaar 2000’; wij hebben dus de tijd. In 1989 werden de in 1985 en 1988 gepubliceerde plannen door de Gezondheidsraad onderschreven, waarna op verzoek van de staatssecretaris van Volksgezondheid door het College van Ziekenhuisvoorzieningen de werkgroep Traumazorg werd ingesteld, met de opdracht advies uit te brengen. In 1991 komt dat advies uit, met als kerngedachte de opvang van ernstig gewonde ongevalspatiënten te concentreren in de traumnacentra. Alleen de ziekenhuizen waaraan ook een neurochirurgisch hoofdcentrum is verbonden, komen in aanmerking. Verwacht wordt dat zowel de inrichting als het functioneren van deze centra veel geld zal gaan kosten, dat men met centralisatie…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Orthopedie, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht.

Prof.dr.A.J.van der Linden, orthopeed.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, juni 1992,

In zijn artikel geeft prof.dr.A.J.van der Linden een aantal weloverwogen aanbevelingen over de organisatie van de zorg voor ernstige traumapatiënten in Nederland (1992;1235-7). Hij wijst erop dat in de nota's en pleidooien voor traumacentra vooral wordt gesproken over middelen en weinig aandacht wordt gegeven aan goed gebruik hiervan, waarvoor de nodige samenwerkingsverbanden lang niet altijd aanwezig zijn – een stellingname die ik gaarne ondersteun.

Voor de geschetste problematiek is echter wel een verklaring aanwezig. De zorg voor kankerpatiënten is in Nederland gecentraliseerd in 2 speciale ziekenhuizen en een aantal gespecialiseerde ziekenhuisafdelingen. Niemand denkt er nog aan de hartchirurgie in elk Nederlands ziekenhuis te laten plaatsvinden. Ook deze gespecialiseerde zorg is in een beperkt aantal centra samengebracht en de mensen, middelen en ruimten zijn daarvoor bestemd. De kosteneffectiviteit van deze organisatie voor deze twee grote categorieën patiënten stond nooit ter discussie.

Zoals ook collega Van der Linden bekend is, is het heel anders gesteld met de opvang van de ernstige traumapatiënt. Deze komt in de huidige ziekenhuisorganisatie terecht als een hond in een kegelspel. De Nederlandse Vereniging voor Traumatologie heeft onmiddellijk na haar oprichting de discussie op gang gebracht hoe de opvang van ernstig gewonde patiënten er idealiter uit zou moeten zien en welke voorzieningen daarvoor dienen te worden getroffen. De werkgroep Traumazorg van het college van Ziekenhuisvoorzieningen heeft dit initiatief en de uitwerking daarvan kritisch overwogen en heeft ondertussen een inspectieronde verricht langs een aantal ziekenhuizen die in principe in aanmerking komen voor de inrichting van een traumacentrum.

Een van de aanbevelingen in het ‘rode boekje’ is dat in traumacentra een commissie Traumatologie dient te functioneren, waarbij de specialismen betrokken worden die een wezenlijke rol spelen bij de behandeling van ernstige traumapatiënten. Inderdaad wordt ook aanstelling van een coördinator aanbevolen; coördinatie is immers in elk multidisciplinair overleg essentieel.

Dat deze ideële constructie op dit ogenblik ver staat van de realiteit in Nederlandse ziekenhuizen, en dat binnen en tussen ziekenhuizen concurrentie-overwegingen de realisering van een en ander in de weg staan, stemt Van der Linden, en ook mij, tot droefheid. Toch is er in Nederland een kentering waarneembaar door groeiende samenwerkingsverbanden, zodat de – hopelijke nabije – toekomst er voor ernstige traumapatiënten in Nederland minder somber uitziet.

R.J.A. Goris
A.J.
van der Linden

Maastricht, juni 1992,

Uit de reactie van collega Goris op mijn artikel valt af te leiden dat wij het eens zijn over de noodzaak tot samenwerking.

Daarom had ik ook in zijn reactie een kritische kanttekening verwacht bij het functioneren van de werkgroep Traumazorg van het college van Ziekenhuisvoorzieningen. De kritische overwegingen van deze werkgroep, waarover collega Goris spreekt, moeten gemaakt zijn vanuit een zeer beperkt gezichtsveld en hebben naar mijn beste weten geen enkele bijdrage geleverd aan de samenwerking tussen de verschillende disciplines. Wat de inspectieronde langs de verschillende ziekenhuizen op dit punt heeft opgeleverd is aan de orthopeden in ieder geval niet duidelijk geworden. Voor het gebrek aan belangstelling voor een effectieve samenwerking tussen de verschillende disciplines is genoemde werkgroep en dus ook het college van Ziekenhuisvoorzieningen te blameren.

Ook dit college kan geen samenwerking afdwingen, maar zou bij het instellen van centra wel vooraf eisen van samenwerking kunnen formuleren en tegelijk aan kunnen geven hoe controle daarop kan worden uitgevoerd. Berichten daaromtrent hebben de orthopeden nooit bereikt en dat had dan natuurlijk dienen te gebeuren. Dat de chirurgen wel over dergelijke gegevens zouden beschikken blijkt evenmin uit de reactie van Goris.

A.J. van der Linden