Samenvatting
Doel
Nagaan wat het resultaat is van de toetsing die sinds 1 december 2005 is ingesteld voor artsen met een buitenlands diploma die zich in Nederland willen vestigen.
Opzet
Retrospectief, beschrijvend onderzoek.
Methode
De Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) verzamelde gegevens over artsen met een buitenlands diploma die in de periode 1 december 2005-31 december 2015 in Nederland de aanvraagprocedure voor een verklaring van vakbekwaamheid en BIG-registratie doorliepen. Die procedure bestaat uit een taal- en communicatietoets, gevolgd door beroepsinhoudelijke toetsen. Op grond van de toetsuitslagen kan de CBGV besluiten dat de betrokkene een gerichte opleiding moet volgen. Nagegaan werd hoeveel van de artsen uiteindelijk in het BIG-register werden ingeschreven.
Resultaten
In de onderzochte periode slaagden 183 van de 206 artsen met een buitenlands diploma voor de algemene kennis- en vaardighedentoets. 176 van deze 183 artsen legden de beroepsinhoudelijke toetsen af. Bij 43 (25%) van hen werden geen tekortkomingen in kennis en vaardigheden vastgesteld. Zij konden in het BIG-register worden ingeschreven voor een supervisieperiode. Bij 129 (73%) konden tekortkomingen met een gericht opleidingsprogramma worden opgeheven. Bij 4 (2%) was opleiding niet mogelijk. Op de peildatum bleken 137 (78%) artsen te zijn ingeschreven. De verwachting is dat dit aantal zal oplopen tot 151 (86%).
Conclusie
Het aanbieden van een aanvullende opleiding die gericht is op het opheffen van vastgestelde tekortkomingen bij artsen met een buitenlands diploma, verhoogt het percentage buitenlandse artsen dat erin slaagt zich in te schrijven in het BIG-register.
Nog geen goed onderzoek beschikbaar
Boiarko verwijst naar een publicatie in Medical Teacher 2009 waarin getallen worden genoemd over de eerste jaren van de toetsing. Het getal van 200 is niet betrouwbaar omdat er bijvoorbeeld dubbeltellingen in zaten (zie eerder). Dat was toen als zodanig niet bekend bij de onderzoekers. En dat toen slechts 39 aanvragers geslaagd waren zegt ook weinig. De AKV-toets kent een relatief lange doorlooptijd; binnen een jaar moet men deelnemen, en bij niet slagen heeft men twee jaar voor een herkansing. In oktober 2008 konden er nog niet veel aanvragers geslaagd zijn.
De door Panteia gepresenteerde gegevens zijn niet vergelijkbaar met die in ons artikel. Ten eerste omdat die gegevens ook betrekking hebben op buitenlandse artsen die afgezien hebben van deelname. En in de tweede plaats omdat Panteia zelf aangeeft dat hun gegevens niet compleet zijn (zij gebruikten genoemd databestand, terwijl de gegevens die de CBGV in haar jaarverslagen gebruikt, handmatig zijn aangevuld).
Wim Davidse, secretaris CBGV
Reactie op toetsing van artsen met een buitenlands diploma
Onlangs heb ik kennisgenomen van bovenvermeld artikel.
Met belangstelling heb ik het artikel gelezen. Het riep ook enkele twijfels op.
Ik miste onder andere het aantal personen die zich wel ingeschreven had voor het toetsingsprogramma maar daaraan niet deelnam. Meer nog miste ik een overzicht van redenen hiervoor. Als je immers wilt nagaan wat het resultaat is van een toetsing en opleidingsprogramma dat leidt inschrijving als arts in het BIG register, dan begin je - zo zou ik zeggen- met het aantal personen dat zich aanmeldt en niet bij het aantal dat start met de toetsen. Ik mag immers aannemen dat het artikel een evaluatiestudie is dat meer is dan een verantwoording is van aantallen op onderscheiden stations met inschrijving als eerste en inschrijving in BIG register als laatste station. Daarnaast had ik ook informatie verwacht over wachttijden bij onderscheiden stations beginnend bij de eerste toetsing na inschrijving.
Het viel mij op dat de conclusie aan de magere kant is nl dat betrokken scholingsroute het percentage artsen dat zich inschrijft in het BIG register verhoogt. Terugblikkend moest ik constateren dat dit inderdaad klopt.
Jammer dat de evaluatie zich niet tevens richt op de belemmerende en bevorderende factoren in en van het ( bij) scholingsprogramma voor buitenlandse artsen vanuit het gezichtspunt van de organisatoren van dit programma en vanuit het gezichtspunt van de deelnemende artsen.
Dit zou ongetwijfeld handvatten gegeven hebben om belemmerende factoren in kaart te brengen en het programma bij te stellen.
Wellicht is het nog niet te laat een dergelijke evaluatie op te zetten en uit te laten voeren door een externe partij.
Frans van der Horst, medisch socioloog. Gepensioneerd maar nog steeds part-time actief in onderwijs en onderzoek bij faculteit health, medicine and life-sciences, sectie Institute for education.
Evaluatie onderzoek moeilijk uitvoerbaar
Van der Horst betreurt dat ons artikel geen verslag is van een uitgebreidere evaluatie, waarbij ook de (redenen van) niet deelnemen aan de toetsen en belemmerende en bevorderende factoren van het scholingsprogramma aan de orde komen. Zoals eerder aangegeven is dit een goed maar moeilijk uitvoerbaar idee. Binnen de commissie artsen van de CBGV is meermalen gesproken over een onderzoek, door een van de universitair medische centra, naar de verdere lotgevallen van buitenlandse artsen (hoe verloopt aanvullende opleiding, in welke functies komen zij verder terecht etc.?). Maar tot nu toe zijn er geen middelen beschikbaar gesteld of elders gevonden om een dergelijk onderzoek uit te voeren. Voor de volledigheid, de aanvullende opleiding is geen verantwoordelijkheid van de CBGV of van de minister van VWS, maar van de UMC’s.
Wim Davidse, secretaris CBGV
Beoordeling van toetsresultaten
Met een grote verbazing had ik de mededeling over de BI- toets van de auteurs gelezen: “Het gaat hierbij namelijk niet om zakken of slagen, maar om het opsporen van eventuele tekortkomingen in kennis en vaardigheden die met gerichte opleiding kunnen worden opgeheven” om volgende reden:
Om in het BIG- register als basisarts ingeschreven te worden moet een in Nederland afgestudeerde geneeskunde voor het masterexamen geslaagd zijn. De examencommissie stelt de uitslag van het masterexamen vast nadat de student voor de programmablokken medisch-professionele vorming ( = 10 coschappen) én integrale kennis (het landelijke voortgangtoets = VGT) een voldoende resultaat heeft behaald. Elke coschap wordt getoetst met een schriftelijke toets klinisch redeneren (toetst klinische kennis) en een praktische toets het functioneren in de praktijk inclusief professioneel gedrag (toetst klinische vaardigheden).
Het resultaat van medisch-professionele vorming is voldoende wanneer voor alle onderdelen een beoordeling voldoende of het cijfer 6 of hoger is verkregen. Het resultaat van integrale kennis is voldoende wanneer de beoordeling voldoende of goed is behaald. Na behalen van het masterexamen mag een afgestudeerde zich in het BIG – register als basisarts laten inschrijven. (OER 2005, masteropleiding geneeskunde, per 1 augustus 2015 het Radboudumc)
Artsen met een buitenlands diploma die in Nederland hun beroep willen uitoefenen leggen dus aldus auteurs de identieke toetsen af net zoals alle Nederlandse studenten geneeskunde. Wat betreft de deeltoets medische basiskennis maken buitenslands gediplomeerde artsen dezelfde toets als zesdejaars geneeskunde studenten (de landelijke voortgangstoets geneeskunde). De toets ‘klinische kennis’ (DKK) is waarschijnlijk gelijk aan de schriftelijke toets “klinisch redeneren” en de toets ‘klinische vaardigheden’ (DKV) aan de praktische toets “het functioneren in de praktijk inclusief professioneel gedrag” met het verschil dat er op één toetsmoment alle vragen en competenties bijbehorend bij alle 10 coschappen worden getoetst.
Maar het slagen voor deze toetsen is voor buitenlandsgediplomeerde artsen nog niet voldoende om in het register als arts zich laten inschrijven. De scores van buitenslands gediplomeerde artsen worden afgezet tegen de gemiddelde score van Nederlandse geneeskundestudenten. Hiermee wordt getoetst of de buitenslands gediplomeerde artsen voldoen aan de vereisten van de Nederlandse gezondheidszorg en op grond daarvan een advies wordt uitgebracht (Ecorys Erasmus School of Economics (2016): Toelatingsprocedure buitenslands gediplomeerde artsen. Eindrapportage beleidsdoorlichting Artikel 4.2; thema 5 B).
Het is echter de vraag in hoeverre deze beoordeling (vergelijking met de gemiddelde landelijke scores) door de wet BIG en het Besluit opleidingseisen arts zou kunnen worden gerechtvaardigd. Dit vereist een toelichting.
Olga Boiarko-Kombrink, apothekersassistent, Boots apotheek Groningen
Artsen met buitenlands diploma anders getoetst dan ned.studenten
Wij hebben niet gesteld dat artsen met een buitenlands diploma die in Nederland hun beroep willen uitoefenen dezelfde toetsen afleggen als studenten geneeskunde in Nederland. De beroepsinhoudelijke toetsen zijn door verschillende UMC’s specifiek voor dit doel ontwikkeld, waarbij natuurlijk gebruik is gemaakt van toetsmateriaal uit de Nederlandse artsopleiding. De resultaten van de toets worden vergeleken met de resultaten van een controlegroep, bestaande uit medisch studenten en, bij de deeltoets klinische vaardigheden, uit recent afgestudeerde artsen. Zo stelt de commissie vast of de betrokken buitenlandse arts al dan niet een niveau van vakbekwaamheid heeft dat gelijkwaardig is aan dat van recent afgestudeerde artsen in Nederland. En dat is het criterium dat in de Wet BIG staat. De Wet BIG levert ook de juridische grondslag voor de toetsprocedure.
Wim Davidse, secretaris CBGV