artikel
Inhibitie, suppressie, totale uitschakeling. Zomaar wat termen die, als je ze leest in een tijdschrift over maatschappijvormen, al snel de associatie oproepen met een totalitair regime. Zoals de geschiedenis ons echter leert, leidt te veel onderdrukking van mensen tot tegenacties die uiteindelijk zo sterk kunnen worden dat de onderdrukking teniet wordt gedaan. Helaas gaat dit vaak gepaard met nogal wat ‘collaterale’ schade. Dit voorspelbare fenomeen kan als een interessante metafoor opgevat worden voor wat zich in ons lichaam afspeelt. Ook in de medische wetenschap zijn wij niet vies van termen als ‘inhibitie’, ‘suppressie’ en ‘uitschakeling’ en we gebruiken deze graag om allerlei mechanismen in bijvoorbeeld de fysiologie of de farmacologie te verklaren of om onze strijd tegen afwijkingen en ziekte in beeld te brengen.
Een heel concreet voorbeeld doet zich voor met betrekking tot het renine-angiotensinesysteem. Door middel van een ACE-inhibitor of van een stof die de angiotensinereceptor blokkeert (en daarmee diens effect supprimeert), kunnen we bepaalde ziekmakende processen afremmen. Maar we weten ook dat er diverse feedbackmechanismen zijn die het effect van de medicamenteuze beïnvloeding van het systeem kunnen tegengaan en dat deze middelen, als ze alleen gegeven worden, geen volledige protectie bieden. Daarom hebben diverse onderzoekers ervoor gepleit om het renine-angiotensinesysteem nog vollediger uit te schakelen door de ACE-inhibitor en de angiotensinereceptorblokker te combineren. Met deze zogenaamde duale blokkade zou elk pathofysiologisch verzet kansloos worden.
Helaas blijkt deze benadering toch niet zulke positieve effecten te hebben en het kan zelfs averechts werken en de nodige schade berokkenen. Lees hiervoor maar eens de literatuurbespreking van Azam Nurmohamed (A7255) en het commentaar daarbij van Jaap Deinum (A7346) in dit nummer van het tijdschrift. Te veel suppressie van het systeem is dus helemaal niet goed. Wanneer men bekende gegevens uit de pathofysiologie en de farmacologie op de juiste wijze integreert, had dit resultaat allang voorspeld kunnen worden, maar intellectuele bespiegelingen lijken het tegenwoordig af te leggen tegen de drang om van alles en nog wat met een trial te bewijzen. Dat laatste komt voort uit het feit dat wij niet meer met onzekerheden kunnen omgaan. Dat blijkt ook vaak pijnlijk in de dagelijkse praktijk. Hoe vaak bijvoorbeeld vraagt men naast het creatinine niet ook een ureumbepaling aan om de nierfunctie van een patiënt te schatten? Dit alles onder het motto: met twee verschillende bepalingen krijg ik een beter beeld. Hopelijk zal dit na het lezen van het artikel van Marloes van Zwam en haar collega’s (A6357) tot het verleden gaan behoren. Want ook te veel aanvragen is niet goed.
Reacties