Samenvatting
- Subklinische hypothyreoïdie gaat gepaard met aspecifieke klachten, zoals vermoeidheid, cognitieve en depressieve klachten, subtiele afwijkingen in het lipidespectrum, verhoging van het risico op hart- en vaatziekten, ovulatoire disfunctie en een negatief effect op de psychomotorische ontwikkeling van de foetus en het verloop van de zwangerschap.
- Subklinische hyperthyreoïdie gaat gepaard met boezemfibrilleren, osteoporose en dementie.
- Er zijn onvoldoende prospectieve studies met harde uitkomstmaten voorhanden om te komen tot gefundeerde algemene aanbevelingen en men zal op individuele basis moeten besluiten te behandelen of niet.
- Bij subklinische hypothyreoïdie valt behandeling te overwegen bij aanwezigheid van antistoffen tegen schildklierperoxidase, een thyreoïdstimulerend-hormoon(TSH)-concentratie hoger dan 10 mE/l, aanwezigheid van een of meer risicofactoren voor hart- en vaatziekten, onvervulde zwangerschapswens bij ovulatiestoornissen, en zwangerschap. Bij klachten van vermoeidheid en zeker bij klachten van cognitieve of depressieve aard kan men een 3 maanden durende proefbehandeling overwegen, hetgeen bij circa 25 van de personen leidt tot afname van de klachten. Omdat aan behandeling ook nadelen kleven, adviseren wij in de overige gevallen tot een expectatief beleid, met jaarlijkse controle van de TSH-concentratie.
- Bij subklinische hyperthyreoïdie adviseren wij behandeling te overwegen bij een nodulair struma, met name bij boezemfibrilleren. Bij persisterende subklinische hyperthyreoïdie zonder de aanwezigheid van een nodulaire schildklierziekte lijkt een expectatief beleid gerechtvaardigd.
Reacties