artikel
Als internist en daarmee groot-voorschrijver van medicatie kijk ik met een mengsel van bewondering en afschuw naar de farmawereld. Bewondering, omdat er heus veel goede pillen worden gedraaid, omdat er soms heel degelijk klinisch onderzoek wordt gedaan en omdat er op slimme wijze veel winst wordt gemaakt. Afschuw, omdat ik nooit de indruk krijg dat het de farmaceutische industrie om goeddoen te doen is, omdat het grootste deel van de winst wordt ingezet om nog méér winst te maken en omdat ‘sluw’ vaak een betere beschrijving van haar handelswijze is dan ‘slim’.
Een van de schijnbaar eeuwige problemen is de geboorte van nieuwe pillen of, beter gezegd, écht nieuwe pillen. Veel producten die op de markt verschijnen zijn ‘me too’-preparaten, louter bedoeld om graantjes van een succesvolle medicijnklasse mee te pikken, zonder dat er daadwerkelijk meer patiënten beter worden. Van echte innovatie is te zelden sprake, behalve misschien bij de mibs en mabs in de oncologie. Zo hebben we al decennia geen bewezen nuttige bloeddrukverlagers gezien. Ook zouden bacteriën de strijd tegen onze vrijwel stilgevallen antibioticamachinerie binnenkort weleens definitief in hun voordeel kunnen gaan beslechten.
In dit nummer besteden twee artikelen aandacht aan het geboorteproces van nieuwe middelen. Van den Bogert et al. bespreken hoeveel onderzoek naar nieuwe middelen nooit het daglicht ziet, zodat anderen niet van de opgedane kennis kunnen profiteren (D1498). In een commentaar hierop wijst Cohen enkele gevolgen daarvan aan: ‘verloren ambities van jonge onderzoekers, geldverspilling en risico voor proefpersonen en patiënten’ (D1576).
Het niet-publiceren van fase I-onderzoek is voor mij een illustratie van een veel kolossaler probleem, namelijk dat er domweg onvoldoende belangen gediend zijn bij de ontwikkeling van echt nieuwe medicijnen. De farmaceuten hebben winstgevendheid als leidmotief en academische onderzoekers moeten voor sponsoring van hun onderzoek naar nieuwe middelen, als ze dat al doen, vaak bij diezelfde farmaceuten aankloppen. Onderzoek naar nieuwe pillen is immers veel te duur om te financieren vanuit daartoe beschikbaar gestelde publieke middelen.
Het somberst word ik van de gedachte dat ik er eigenlijk geen oplossing voor zie. Grote staatsbedrijven voor medicijnontwikkeling zie ik er niet komen. We moeten juist bezuinigen (C3546), en eerlijk gezegd weet ik niet of van zulke sovchozen überhaupt veel goeds kan worden verwacht. Misschien moet de minister toch maar inzetten op een stevig ZonMw-programma dat is gericht op medicijnontwikkeling in academische centra. En dan maar hopen dat daar mensen te vinden zijn die die geneesmiddelontwikkeling op integere wijze en zonder dollartekens in de ogen ter hand willen nemen.
Reacties