Samenvatting
Doel
Vaststellen of hypertensiepatiënten in de huisartspraktijk worden opgespoord en behandeld volgens criteria in de standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).
Opzet
Retrospectief, beschrijvend.
Methode
Met gegevens uit 9 huisartspraktijken van het Netwerk Academische Huisartspraktijken van het Universitair Medisch Centrum St Radboud Nijmegen werden intakegegevens van alle nieuwe hypertensiepatiënten in de perioden 1983-1991, 1992-1996 en 1997-2001 bestudeerd en vergeleken met de NHG-standaarden over hypertensie uit de jaren 1991 en 1997.
Resultaten
Er werden 1959 nieuwe hypertensiepatiënten geregistreerd. Bij 4 van de mannen en 3 van de vrouwen werd niet voldaan aan de toenmaals geldende hypertensiecriteria. Deze percentages bleken af te nemen in de loop van de onderzoeksperiode. De gemiddelde bloeddruk bij diagnosestelling was boven de 160/100 mmHg, ook bij de groep met diabetes. De bijkomende risicofactoren werden in toenemende mate geregistreerd (cholesterolwaarde, rookgedrag, queteletindex). In 1991 werd 63 medicamenteus behandeld (de overige 37 kreeg alleen leefstijladvies), in de laatste periode 86, terwijl de indicatie tot medicamenteuze behandeling, conform de NHG-standaard, toenam van 40 tot 81. Deze toename zou ermee kunnen samenhangen dat bij patiënten met geringe hypertensie 1 risicofactor in plaats van 2 als behandelcriterium in de nieuwe NHG-standaard werd opgenomen.
Conclusie
Bijna alle patiënten bij wie de huisartsen in dit onderzoek hypertensie hadden gediagnosticeerd, voldeden aan de criteria. Het verschil in grenswaarden voor diagnostiek en medicamenteuze behandeling betekent dat personen met geringe hypertensie niet systematisch worden geregistreerd en daarmee uit het zicht van de huisarts dreigen te verdwijnen.
Reacties