Resultaten van extracorporele membraanoxygenatie bij 100 pasgeborenen met cardiorespiratoire insufficiëntie

To describe the results of treatment with extracorporeal membrane oxygenation (ECMO) in newborns with severe cardiorespiratory insufficiency.

Design

Prospective, descriptive.

Methods

For all 100 newborns treated with ECMO in 1989-1997 in the Academic Hospital Nijmegen, department of Neonatology, the Netherlands, indications for treatment, complications during treatment and mortality within 6 weeks after cessation of ECMO were registered.

Results

The 100 children comprised 66 boys and 34 girls, with a mean age of 2 days (range: 1-15). Indications for ECMO treatment were: meconium aspiration syndrome: 39 with 37 survivors (95), congenital diaphragmatic hernia: 31 with 23 survivors (74), sepsis or pneumonia: 20 with 14 survivors (70) and ‘others’ among which persistent pulmonary hypertension of the newborn: 10 with 8 survivors (80). Eighteen children died (18). Causes of death were rebound pulmonary hypertension (9 times), intracranial haemorrhage (4), multiorgan failure (3) and pulmonary problems (2). The most important complications during treatment were bleeding problems (29 ), clotting problems (20) and infections (11).

Samenvatting

Doel

Beschrijven van de resultaten van behandeling met extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) bij pasgeborenen met cardiorespiratoire insufficiëntie.

Opzet

Prospectief, beschrijvend.

Methode

Van alle 100 pasgeborenen die in 1989-1997 wegens ernstige cardiorespiratoire insufficiëntie werden behandeld met ECMO op de afdeling Neonatologie van het Academisch Ziekenhuis Nijmegen werden de indicaties voor behandeling geregistreerd en de eventuele complicaties tijdens behandeling en sterfte binnen 6 weken na het beëindigen van ECMO.

Resultaten

De 100 kinderen, 66 jongens en 34 meisjes, hadden een gemiddelde leeftijd van 2 dagen (uitersten: 1-15). De indicaties voor ECMO-behandeling en de overlevingspercentages waren: meconiumaspiratiesyndroom: 39 kinderen, van wie 37 overleefden (95); congenitale hernia diaphragmatica: 31, van wie 23 overleefden (74); sepsis of pneumonie: 20, van wie 14 overleefden (70); ‘overig’, inclusief persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene: 10, van wie 8 overleefden (80). De totale overleving bedroeg 82. De oorzaken van overlijden waren het opnieuw optreden van pulmonale hypertensie na de ECMO-behandeling (9 maal), het optreden van een intracraniële bloeding (4), multipel orgaanfalen (3) en longproblemen (2). De belangrijkste complicaties tijdens de behandeling waren bloedingsproblemen (29), stollingsproblemen (20) en infecties (11).