Zie ook de artikelen op bl. 1193, 1197 en 1204.
De hand van Jahwe kwam over mij, zijn geest nam mij mee en zette mij neer in een dal dat vol beenderen lag ... Ik zag hoeveel er wel lagen en hoe dor ze waren.
Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. En zodra ik begon, ontstond er een gedruis: de beenderen voegden zich aaneen, elk op zijn plaats. En ik zag hoe er pezen op kwamen en vlees en hoe ze met een huid overtrokken werden. Maar de levensgeest was er nog niet in. Toen zei hij tot mij: Profeteer tot de levensgeest, profeteer, mensenkind. ... Ik deed wat Jahwe mij opdroeg en de levensgeest kwam erin. Ze werden weer levend en gingen overeind staan: een onoverzienbaar leger.
Daarop zei Jahwe tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het volk Israël. Bij hen leeft de gedachte: Onze beenderen zijn verdord…
Reacties