Preoperatief internistisch consult. I. Algemene aspecten en beleid bij diabetes mellitus en obstructieve longziekte

Klinische praktijk
P.P. Koopmans
H. Wollersheim
A.A. Kroon
P.N.R. Dekhuijzen
J.A. Lutterman
P.M.J. Stuyt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1019-23

Zie ook de artikelen op bl. 1012, 1014, 1023, 1028 en 1032.

Het preoperatieve consult is qua tijdsinvestering en qua financiële opbrengst (specialistenhonorarium) een belangrijk aspect van de inwendige geneeskunde.1 Het doel is bij te opereren patiënten bijtijds risicofactoren voor per- of postoperatieve complicaties te onderkennen en vast te leggen, alsmede hier maatregelen aan te verbinden die dit risico reduceren.2 Vanaf 1988 is een stage ‘consulentschap heelkunde’ een onderdeel van de opleiding tot internist; een groot deel van de werkzaamheden betreft preoperatieve consulten. Opmerkelijk is dat richtlijnen hiervoor vrijwel ontbreken. In dit en in het volgende artikel worden algemene aspecten en het beleid bij diabetes mellitus, chronische obstructieve longaandoening (COPD), cardiale afwijkingen en hypertensie besproken; consulten betreffen vaak deze aandoeningen en het beleid erbij blijkt in de literatuur en in de praktijk uiteenlopend.3

Idealiter wordt een preoperatief consult bij een electieve ingreep poliklinisch uitgevoerd. Er is…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Nijmegen, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Algemeen Interne Geneeskunde: dr.P.P.Koopmans, dr.H.Wollersheim, A.A.Kroon, dr.J.A.Lutterman en dr.P.M.J.Stuyt, internisten.

Afd. Longziekten: dr.P.N.R.Dekhuijzen, longarts.

Contact dr.P.M.J.Stuyt

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

C.A.J.J.
Jaspers

Rotterdam, juni 1995,

Met belangstelling en waardering hebben wij het artikel van Koopmans et al. gelezen (1995;1019-23). Zij adviseren een therapeutisch beleid bij de perioperatieve behandeling van patiënten met diabetes mellitus, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vaste glucose-insulineverhouding in het infuus zonder (routinematige) gelijktijdige toediening van kalium. Als reden geven zij eenvoud en wisselende infusiesnelheid op; het achterwege laten van kaliumtoediening leggen zij niet uit. In de uitgebreide Engelse literatuur wordt beschreven dat een vaste verhouding glucose-insuline niet flexibel is, aangezien glucoseschommelingen, onder meer ten gevolge van operatieve stress, een aanpassing van de hoeveelheid insuline noodzakelijk maakt.1 De infusiesnelheid van glucose kan constant worden gehouden, omdat volume-expansie meestal met NaCl, Ringer-lactaat of colloïden plaatsvindt.

Uit eigen onderzoek bleek het gebruik van een intraveneuze insulinepomp voor variabele toediening, met een vaste hoeveelheid glucose van 5% en gelijktijdige toediening van kalium betrekkelijk eenvoudig en niet gepaard te gaan met belangrijke hypo- of hyperkaliëmie.2 Ook tabletgebruikende patiënten met niet van insuline afhankelijke diabetes mellitus, die preoperatief goed waren gereguleerd hemoglobine ((Hb)A1 ≤ 8%), kregen glucose, insuline en kalium; deze categorie patiënten werd echter met een vaste verhouding glucose-insuline behandeld. Tevens bleek uit ons onderzoek dat de perioperatieve regulatie onafhankelijk was van de soort anesthesie, zoals ook door Booij wordt vermeld;3 het volgen van ons protocol en een HbA1 ≤ 8% waren wel significante variabelen.

Het is verheugend dat er meer belangstelling ontstaat voor de perioperatieve regulatie van patiënten met diabetes mellitus. Het goed volgen van een in de praktijk getest protocol resulteert in een betere perioperatieve diabetesregulatie.2 Daarbij is toediening van een vaste hoeveelheid kalium en een variabele dosis insuline, onder meer met behulp van een intraveneuze insulinepomp, goed toepasbaar in de dagelijkse praktijk.

C.A.J.J. Jaspers
J.W.F. Elte
G. Olthof
Literatuur
  1. Alberti KGMM, Gill GV, Elliot MJ. Insulin delivery during surgery in the diabetic patient [review]. Diabetes Care 1982;5 Suppl 1:65-77.

  2. Jaspers CAJJ, Elte JWF, Olthof G. Perioperative diabetes regulation with the help of a standard protocol. Neth J Med 1994;44:122-30.

  3. Booij LHDJ. Wie moet wanneer welk preoperatief onderzoek uitvoeren? [LITREF JAARGANG="1995" PAGINA="1014-8"]Ned Tijdschr Geneeskd 1995;139:1014-8.[/LITREF]

J.A.
Lutterman

Nijmegen, juni 1995,

Wij zijn het met collegae Jaspers et al. eens, dat de perioperatieve zorg van diabetespatiënten gebaat is bij het volgen van een protocol, waarin de toediening van insuline en glucose is geregeld en ook de controle van de bloedsuikerconcentraties. Er zijn vele schema's in gebruik en beschreven, waarbij op grond van behandelresultaten meestal niet is aan te geven, welk schema het beste is. Voordeel van ons advies is, dat het eenvoudig en veilig is en goed en snel uitgevoerd kan worden op iedere ziekenhuisafdeling. Uiteraard dienen soms de insulinedosis en (of) de infusiesnelheid te worden aangepast aan de bloedsuikerconcentraties.

In vele overzichtsartikelen wordt naast glucose en insuline ook intraveneuze kaliumtoediening aanbevolen. Er is echter geen goed argument in de literatuur te vinden of anders te bedenken, waarom bij afwezigheid van een ernstige metabole ontregeling kaliumtoediening noodzakelijk is of van voordeel zou zijn. In ons ziekenhuis is dit daarom nooit toegepast. Bij een naonderzoek (A.A.den Broeder, schriftelijke mededeling, 1994) is de noodzaak hiertoe niet gebleken; postoperatief ontstaat geen hypokaliëmie.

J.A. Lutterman
P.M.J. Stuyt