Samenvatting
Doel
Inzicht krijgen in de perspectieven van patiënten, hun naasten en artsen op het gebruik van potentieel overbodige medicijnen (POM’s) in de laatste fase van het leven.
Opzet
Kwalitatief interviewonderzoek.
Methode
We namen diepte-interviews af bij 17 patiënten met een geschatte levensverwachting van minder dan 3 maanden, 12 van hun naasten, 20 medisch specialisten en 12 huisartsen. Bij de analyses maakten we gebruik van de ‘constant comparative’-methode, die onderdeel uitmaakt van de ‘grounded theory approach’.
Resultaten
Patiënten en hun naasten stonden in principe open om te stoppen met POM’s. Hierbij konden zij wel het gevoel ervaren ‘opgegeven’ te zijn. Artsen gaven verschillende redenen waarom patiënten in de praktijk meestal niet stoppen met POM’s: de mogelijkheid van stoppen wordt niet overwogen, stoppen heeft geen prioriteit en de gevolgen van stoppen zijn vaak onzeker. Daarnaast waren sommige artsen bezorgd dat patiënten door te praten over stoppen geconfronteerd worden met hun aanstaande overlijden en het gevoel kunnen hebben dat zij minder goede zorg krijgen. Als artsen de mogelijkheid van stoppen bespraken met patiënten, legden zij de nadruk vooral op de medische zinloosheid van het continueren van medicijnen in het licht van de beperkte levensverwachting van de patiënt.
Conclusie
Patiënten met een beperkte levensverwachting en hun naasten staan open voor het stoppen van POM’s, maar dat gebeurt in de praktijk vaak niet. Wanneer een arts meent dat bepaalde medicijnen beter gestaakt kunnen worden, zouden in het gesprek met de patiënt de voordelen van stoppen meer nadruk moeten krijgen.
Reacties