Samenvatting
Doel
Het effect onderzoeken van een interventie waarbij medisch-microbiologische laboratoria huisartsen schriftelijk attenderen op patiënten met chronische hepatitis B of C in hun praktijk, met de aansporing om die opnieuw onder medische controle te brengen nu de behandelingsmogelijkheden zijn verbeterd en de richtlijnen aangepast.
Opzet
Descriptief, prospectief onderzoek.
Methode
Geïncludeerd werden alle patiënten bij wie in de periode 2003-2013 hepatitis B of C was vastgesteld op aanvraag van de huisarts en voor wie nooit diagnostiek door een internist, infectioloog of mdl-arts was aangevraagd. De aanvrager ontving een brief met het advies de diagnose te bevestigen en de patiënt bij positieve uitslag naar een hepatitiscentrum te verwijzen. Indien er geen reactie kwam of de betrokken hulpverlener niet de actuele huisarts bleek, werd een herinneringsbief gestuurd.
Resultaten
In eerste instantie werden er 515 brieven verstuurd; de uiteindelijke respons na herinnering was 362 (70%). Van deze 362 patiënten hadden er 69 (19%) alsnog een indicatie voor verwijzing en werden er 45 (12%) verwezen naar een hepatitiscentrum.
Conclusie
De interventie is succesvol, goed uitvoerbaar en relatief simpel.
Opsporen patiënten met hepatitis eenvoudig
Hulde voor dit duidelijke artikel. Sedert enige jaren ben ik als voorzitter betrokken bij nascholingscursussen van Leerpunt KOEL en BIBHEP (Bewustzijn, Identificatie, Behandeling Hepatitis B&C). Met name de opsporing staat hierbij centraal. Voor huisartsen is het nuttig om te weten dat via hun HIS bij gebruik van de ICPC-code D 72-02 tot en met D 72-05 op snelle wijze een lijst van patiënten met Hepatitis B en C kan worden gemaakt. In de Randstad zie je een gemiddelde van rond 17 per praktijk. Elders in dit land ligt dit lager. Tot mijn verrassing werden in onze praktijk (populatie 2800 patiënten) in Capelle aan den IJssel 35 patiënten met codering chronische hepatitis B gevonden. De meesten hadden lange tijd geen controle gehad.
Ik adviseer huisartsen deze methode op te pakken: snel en efficiënt kan een aparte en dankbare groep van uw patiënten benaderd worden.
Robert Mol, huisarts
Email: info@emaildokter.nl
Opsporen virushepatitis: ervaringen uit een academisch centrum
In het LUMC te Leiden hebben wij in 2015 een vergelijkbaar opsporingsproject uitgevoerd, met andere bevindingen en daardoor aanvullende conclusies en adviezen.
Vanuit het medisch microbiologisch laboratorium zijn alle patiënten geselecteerd waarbij in de periode van 2007 tot 2015 antistoffen tegen hepatitis C (HCV) aangetoond zijn of die een positieve PCR voor HCV hadden (n=393). Van 55 van de 393 patiënten kon niet achterhaald worden of de HCV-infectie van de patiënt nog onder de aandacht was. Hierop namen wij contact op met de laatst bekende huisarts, indien bekend (n=51), om eventuele hernieuwde verwijzing te bespreken. Uiteindelijk konden 7 van de 51 patiënten bereikt worden, dus 1.8% van het gehele cohort (7/393), terwijl Spruijt et al 11% (18/162) hernieuwde verwijzingen voor HCV kunnen rapporteren. De overige patiënten waren voor het grootste deel in zorg (n=25), overleden (n=6), verhuisd naar het buitenland (n=3), of niet meer traceerbaar (n=8).
De 51 huisartsen zijn per brief (n=35) of direct telefonisch (n=16) benaderd. De huisartsen die niet op een tweede brief reageerden hebben wij daarna ook telefonisch benaderd (n=7). De huisartsenrespons op het aanschrijven was net als bij Spruijt et al. hoog: 37% na de eerste brief en 60% na herinnering. De reactie op een direct telefoontje was vaak aarzelend. Hepatitis C is een zeldzame diagnose in de huisartsenpraktijk en huisartsen vonden zichzelf vaak niet de toegeruste persoon om verwijzing te bespreken. Meerdere huisartsen suggereerden om de arts-microbioloog contact op te laten nemen met de patiënt. Het juridisch kader hiervoor ontbreekt echter; de (mede)behandelrelatie is in deze gevallen ten einde1.
Wij concluderen dat de opbrengst van een heropsporingsproject voor HCV vanuit een academische setting beperkter is dan wanneer een huisartsenlaboratorium betrokken wordt. Een verklaring hiervoor kan zijn dat in academische centra minder initiatief van de patiënt verwacht wordt in het afspreken van controles. Bij de voorgenomen regionale opsporingsprojecten moeten ons inziens zeker alle laboratoria die in een regio actief zijn betrokken worden. Dit geldt dus ook voor laboratoria in het buitenland die in Nederland actief zijn.
Hoewel de NHG standaard Virushepatitis (2016)2 aangeeft dat alle patiënten met een chronische hepatitis C voor behandeling verwezen moeten worden naar een hepatitiscentrum, zijn huisartsen nog onvoldoende op de hoogte van de rol die zij spelen in het opnieuw verwijzen van patiënten en moet dus bij regionale projecten ruim aandacht zijn voor bewustwording en kennisverhoging, bijvoorbeeld in samenwerking met de wetenschappelijke beroepsvereniging.
Anne Russcher, arts microbioloog LUMC, thans Meander Medisch Centrum
Referenties
Centrum voor Infectieziektebestrijding. Handreiking opsporing & herevaluatie van ooit gediagnosticeerden met chronische hepatitis B en C. Bilthoven: LCI/RIVM: 2016
NHG-Standaard Virushepatitis en andere leveraandoeningen (derde herziening). Huisarts Wet. 2016; 59: 108-19