Samenvatting
Doel
Onderzoeken in hoeverre vervolgdiagnostiek, doorverwijzing naar de tweede lijn en follow-up conform de NHG-standaard ‘Virale hepatitis en andere leveraandoeningen’ plaatsvindt, nadat een infectie met hepatitis B-virus (HBV) of C-virus (HCV) is vastgesteld in de huisartsenpraktijk.
Opzet
Retrospectieve cohortstudie.
Methode
Gegevens werden verkregen uit de Nederlandse ‘Integrated primary care information’(IPCI)-database, die gegevens van patiënten uit huisartspraktijken bevat. Van patiënten met een eerste positieve HBsAg- of anti-HCV-testuitslag in de periode 2008-2015 werden handmatig gegevens over vervolgdiagnostiek, verwijzing en follow-up achterhaald.
Resultaten
In totaal was bij 117 patiënten de uitslag van de test op HBsAg positief en bij 101 patiënten was de anti-HCV-test positief. Bij de meeste HBV-patiënten werd vervolgens een test op HBeAg (92%) en ALAT-bepaling (80%) gedaan. Van de 41 HBV-patiënten die een indicatie voor verwijzing hadden, werden er 37 (90%) daadwerkelijk doorverwezen naar een specialist. 49 HCV-patiënten (49%) bleken negatief na een confirmatie- of RNA-test. Van de overige 52 HCV-patiënten werd 87% doorverwezen (n = 45). Bij 21 (43%) van de 49 HBV-patiënten zonder indicatie voor verwijzing werd na gemiddeld 11,5 maanden de ALAT-waarde gecontroleerd. Vervolgens werd er bij 14 (29%) van deze patiënten een 2e follow-upbepaling van ALAT gedaan en bij 8 (16%) een 3e follow-upbepaling.
Conclusie
Bijna alle HBV- en HCV-patiënten die voor verwijzing in aanmerking komen, worden daadwerkelijk verwezen naar een specialist. De meeste HBV-patiënten krijgen de juiste vervolgdiagnostiek na een positieve HBsAg-uitslag. Echter, bij weinig HBV-patiënten zonder verwijsindicatie wordt 3 jaar lang jaarlijks de ALAT-waarde bepaald. Zowel de huisarts als de patiënt zou hiervoor een herinnering moeten krijgen.
Reacties