Samenvatting
Kort na terugkeer in Nederland van een reis naar Ontario, een deel van Canada waar infectie met het West-Nijl-virus is beschreven, werd een 69-jarige man toenemend verward en algeheel ziek inclusief hoge koorts. Op grond van het klinische beeld werd aan de mogelijkheid van virale encefalitis gedacht, hetgeen werd ondersteund door bijpassende afwijkingen op het EEG en bij onderzoek van de liquor cerebrospinalis. MRI van de hersenen droeg niet bij tot de diagnose. Patiënt kreeg behandeling met aciclovir omdat herpes-simplexencefalitis in het spel kon zijn en herstelde in een aantal dagen van zijn ziekte. Ook het EEG werd normaal. De belangrijkste restklacht was verslechterde kortegeheugenfunctie. Na ontslag werden in twee opeenvolgende sera duidelijk oplopende antistoftiters tegen het West-Nijl-virus aangetoond en geen antistoffen tegen andere virussen die encefalitis kunnen veroorzaken, zoals Q-koorts- en St.-Louis-encefalitisvirus. Dit is de tweede importcasus van West-Nijl-koorts in Nederland en de eerste met encefalitis.
(Geen onderwerp)
Oegstgeest, mei 2003,
Met belangstelling las ik het stuk van Prick et al. (2003:978-80) over een Nederlander die kort na terugkeer van een bezoek aan Canada besmet bleek te zijn met het West-Nijl-virus. Het is mij niet duidelijk waarom hij direct intraveneus met aciclovir behandeld werd. Komt dit omdat het moeilijk is te differentiëren tussen een herpes-simplex- en een West-Nijl-virusinfectie? Is dit in een protocol vastgelegd? Ik vraag dit omdat ik een uitgebreid artikel over de West-Nijl-virusinfectie gelezen heb in de Toronto Star (één van de grootste dagbladen van Canada; het nummer van 10 mei 2003). Op de vraag: ‘hoe wordt de West-Nijl-virusinfectie behandeld?’ wordt als volgt geantwoord: ‘Er is geen specifieke behandeling voor de West-Nijl-virusinfectie, noch antibiotica die deze kunnen genezen. Behandeling houdt in ondersteunende zorg, dat wil zeggen: er zorg voor dragen dat patiënten goed kunnen ademen, dat zij genoeg vloeistof binnenkrijgen en dat hun koorts onder controle wordt gehouden.’
(Geen onderwerp)
Enschede, juni 2003,
Bij ziekenhuisopname werd bij de beschreven patiënt gedacht aan encefalitis. Liquordiagnostiek was niet direct mogelijk als gevolg van antistollingsgebruik. Gezien de ernst van het neurologische ziektebeeld is – enigszins ex juvantibus – gekozen voor virostatische therapie met aciclovir, omdat dit bij een herpes-simplexencefalitis in ieder geval een effectieve behandeling kan zijn en bij andere virale encefalitiden geen grote nadelen heeft. Voor een West-Nijl-encefalitis is deze behandeling als niet-effectief beschreven. Het gunstige beloop bij deze patiënt dient dan ook niet toegeschreven te worden aan de behandeling, maar aan een gelukkig gunstig beloop van de ziekte, hetgeen overigens vaker beschreven is.