Richtlijnen geven soms aan dat je iemands huidskleur of afkomst mee moet laten spelen bij de afwegingen over een behandeling. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de specifieke behandeladviezen voor ‘zwarte personen’ met hypertensie. Wij gingen na hoe bruikbaar dit onderscheid is in de Nederlandse situatie.
Elders in het NTvG leest u dat onderscheid maken soms nodig is om goede zorg te verlenen.1 De NHG-standaard ‘Cardiovasculair risicomanagement’ adviseert, net als belangrijke internationale richtlijnen, om ‘zwarte personen’ met hypertensie bij wie geen duidelijke voorkeur is voor een specifiek antihypertensivum op basis van bijvoorbeeld zwangerschap, hartfalen of albuminurie, anders te behandelen dan niet-zwarte personen.2,3 Wij zochten uit hoe bruikbaar dit advies is in de Nederlandse spreekkamer.
De term ‘zwart’
Om deze vraag te beantwoorden is het noodzakelijk om eerst terminologie te verhelderen. In de NHG-standaard wordt de term ‘zwarte personen’ gebruikt, maar wie zijn dat eigenlijk? Zijn dat alle mensen ‘van kleur’ (met een niet-witte huidskleur of identiteit), of gaat het dan om iedereen met huidtype 5 of 6 volgens de Fitzpatrick-indeling (5: diepbruin, verbrandt bijna nooit; 6: zeer donkerbruin tot zwart, verbrandt nooit)?
Als we ‘zwart’ interpreteren als een omschrijving op basis van uiterlijke en…
Reacties