Samenvatting
– De basis van de medicamenteuze behandeling van prostaatcarcinoom is het remmen van het effect van testosteron op de prostaat. Chirurgische castratie is ook in 1997 nog de gouden standaard; die reduceert de hoeveelheid circulerend testosteron met ongeveer 90 en de concentratie van dihydrotestosteron (de werkzame metaboliet) met 60.
– In de jaren 80 zijn analoga van luteïniserend-hormoon-‘releasing’ hormoon (LHRH) geïntroduceerd (waardoor de psychologische effecten van een castratie worden omzeild), die na een initiële stimulatie van de testosteronproductie (de zogenaamde ‘flare-up’) na ongeveer 3 weken een castratieniveau geven.
– Recentelijk zijn (niet-steroïde) antiandrogenen in de belangstelling gekomen, competitieve inhibitors van dihydrotestosteron op receptorniveau. Ook zijn er medicamenten die de omzetting van testosteron in dihydrotestosteron remmen (5α-reductaseremmers).
– Niet-steroïde antiandrogenen en 50α-reductaseremmers veroorzaken geen daling van de testosteronspiegel, waardoor de castratiebijwerkingen zoals libido- en energieverlies minder voorkomen.
– Combinatie van (chemische) castratie en antiandrogenen wordt ‘maximale androgeenblokkade’ genoemd. Deze behandeling heeft beperkte additionele waarde in verhouding tot de bijwerkingen en de kosten.
– Een nieuwe behandelvorm is intermitterende androgeenblokkade. Hiermee zou de groei van hormoonongevoelige cellen in de prostaat, welke ais oorzaak worden beschouwd van de uiteindelijke slechte prognose, langer uitgesteld kunnen worden met reductie van bijwerkingen en kosten.
– De rol van imidazolen is nog in onderzoek; die van cytotoxische medicijnen is voornamelijk palliatief.
Reacties