Samenvatting
Doel
Analyse van alle baarmoederhalsuitstrijken in Neder land, afgenomen in 1992, om geïnformeerd te raken over de aantallen onderzoeken per leeftijdsklasse en de uitkomsten, mede met het oog op de discussie over optimale toepassing van dit diagnosticum.
Opzet
Retrospectief descriptief onderzoek.
Plaats
Nederland.
Methode
Alle in het centrale Pathologisch Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) geregistreerde uitstrijken werden geanalyseerd met frequentie- en kruistabellen. Per uitstrijk werden gecodeerd: kwaliteit, ontstekingsverschijnselen, piaveiselepitheelafwijkingen, andere afwijkingen en cilinderepitheelafwijkingen (KOPAC).
Resultaten
In 1992 werden 784.046 uitstrijken geregistreed, 755.844 met KOPAC-codering. De helft van alle uitstrijken was afkomstig van vrouwen jonger dan 40 jaar. De rubriek plaveiselepitheel gaf een hoog percentage afwijkingen te zien (11 Pap-klasse 2, 2,5 Pap-klasse 3a, 0,5 Pap-klasse 3b en hoger). Bij 14 werd om vervroegde herhaling gevraagd (na 1 jaar of 3 maanden). Bij 9 van de vrouwen werden binnen 1 jaar > 2 uitstrijken gemaakt.
Conclusie
Gezien het aantal nieuwe gevallen per jaar van baarmoederhalskanker (700) en voorstadia, kan van cytologische cervixdiagnostiek veel doelmatiger gebruik gemaakt wor den door beperking van het aantal onderzoeken, striktere toepassing van beoordelingscriteria ter voorkoming van onnodig veel adviezen tot herhalingsonderzoek, en een strikter en aan evaluatieresultaten aangepast beleid van die herhalingsonderzoeken.
Reacties